1050e.
(Bygevoegd in de tweede uitgaaf, 1877.) In 'n zeer lezenswaardig
artikel van den heer S.E.W. Roorda van Eysinga,
voorkomende in den Opmerker, Tydschrift voor Ingenieurs, enz. van 8 en
15 Oktober, jl. wordt van myn denkbeeld omtrent het nadeelige van rivierdyken
melding gemaakt, en wel onder opmerking, dat de schryver der Causeries
Scientifiques in 't Journal des Debats,
Henri de Parville, dezelfde meening is
toegedaan. Wat my betreft, ik beriep me noch op Parville noch op 'n krant. Maar
nu eenmaal wetende dat Nederlanders gesteld zyn op wysheid die uit den vreemde
komt, en in de hoop dat niemand ten-onzent er belang by heeft, Parville door
doodzwygen van de baan te dringen, neem ik hier 'n paar regels uit z'n
monografie over Inondations over, onder dankzegging aan R.V.E. die me
daartoe in de gelegenheid stelde. Na de vreeselyke gevolgen van eenige
dykbreuken vermeld te hebben - ook de fransche schryver wyst, als ik, op 't
periodieke van die eigen-fabrieks-akeligheden - gaat-i aldus voort:
‘Men schynt er liefhebbery in gehad te hebben (on s'est
complu) de was en stroomkracht van het water te doen toenemen, door de
massa tusschen kunstmatige oevers te beklemmen en optestuwen. Dit is alsof men
't er voor z'n genoegen op toeleî om de verwoestings-middelen opeen te
hoopen. Geen langsche dyk is op-den-duur tegen den aandrang van 't water
bestand.’
Hy spreekt namelyk in andere paragrafen van z'n stuk over
dwars- of liever: schuins-liggende dyken, die volgens hem ter
gedeeltelyke ontlasting van 't bovenwater kunnen worden aangewend.
Dáárover oordeel ik thans niet. Ook niet over 'tgeen er in
bergstreken tegen banjirs zou te doen vallen.
‘In Lombardyen, waar 't systeem van oeverdyken met 'n ware
weelde wordt toegepast - geen zandlaagjes alzoo, denk ik! - in Amerika,
in China, overal heeft men van dit stelsel de droevigste
ondervinding.’
Hier volgen weder vele voorbeelden ten-bewyze van 't gestelde. De
schryver haalt ook onze noodlottige St. Elisabethsnacht van 1412 aan, en
vervolgt aldus:
‘Het systeem van oeverbedyking kan worden gelyk gesteld met
de dwaasheid van 'n ingenieur die meenen zou tegen het springen van 'n
stoomketel gewaarborgd te zyn, wanneer hy dien met 'n blikken deksel sluit. Men
kan niet de minste bescherming verwachten