Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij969.‘De overledene was... 'n groot Staatsman, 'n zeer groot Staatsman, de grootste Staatsman...
't Vleesch is duur in den Staat waar onze politikus z'n kunsten vertoond heeft. 't Hongerend Volk graaft krengen van aan ziekte gestorven paarden op, om zich te voeden. Ga naar voetnoot*
...de allergrootste Staatsman alzoo! Een leeuw in 't parlement. Een Herkules...
Arme stallen van Augias!
...een Herkules in 't kieswerk. Een toovenaar in grondwetten...
Een natoovenaar dan toch? Een plagiaatheilige, niet waar? Ik durf vragen: welk oorspronkelyk denkbeeld van dien thorbecke is er voor, in, of na dat fameuze jaar '48 voor den | |
[pagina 181]
| |
dag gekomen? De man was mager, maar had er 't recht niet toe. Voortgebracht heeft-i niets, niets, niets!
Men beoordeele hem naar den maatstaf die aangegeven werd in m'n idee 30 - durft iemand beweren dat die maatstaf onjuist is? - en vrage zich af, hoeveel ziel de man heeft uitgegeven ten-behoeve van 't algemeen? Waarlyk, 't antwoord is treurig! Treurig, niet om zynentwil - z'n dorre persoonlykheid voelde geen behoefte aan uitstraling - maar om-den-wille der velen die ik zoo-even kenschetste in 967. Het was gedaan met het Romeinsche Ryk, toen er 'n Augustulusjen op den troon zat. Een volk dat diminutieven aanbidt, dat 'n homunculus opneemt in den rei der groote mannen, is verloren.
Hoe men 't heeft aangelegd om de in '48 tot-stand gekomen veranderingen als iets nieuws uittebazuinen, als vruchten van thorbecke's genie... nu ja, er werd by die plompe foppery gerekend op de zonderlinge behoefte aan aanbidding van eigen-fabriekswerk. En gelukt is het!
Wist ge dan niet, Nederlanders, dat die veranderingen elders sedert lang waren ingevoerd? Dat de toepassing daarvan op Hollandsche toestanden, zoo onhandig mogelyk geschiedde? Dat ze allergebrekkigst was? Weet ge dan niet, dat we nu reeds, slechts vier-en-twintig jaren na de redding, dringender dan ooit behoefte hebben aan... redding?
De toestand van 't Nederlandsche Volk, sociaal en politisch, is gevaarlyker dan ooit.
Sociaal: de armoed kankert van-onder-op met gierigen klauw omhoog. Straatarmen hadden wy immer, doch 't gebrek greep al hooger en hooger. Het maakte zich meester van den kleinen burgerstand, van den middelstand, van den zoogenaamd-hoogeren burgerstand. De tyd is zeer na, dat Nederland bewoond wordt door 'n paarhonderd millionairs en... drie millioen hongerlyders. Bemerkt ge dit niet, Nederlanders? Zyn zulke verschynsels beneden uw aandacht? Voelt ge niet hoe 't acht-en-veertigsch geleuter over Staatsvormen - verder, dieper, hooger, kwam uw homunculusje thorbecke nooit! - de aandacht afleide van den staat? Begrypt ge niet, hoe de Staatskunstemakery van zoo'n man tot het werkelyk behartigen van de belangen des Volks, in-verhouding staat als 'n kartonnen tooneelpasty tot voedsel?
Weet, begrypt, kent ge dit alles niet? Ge hadt het toch | |
[pagina 182]
| |
kùnnen weten, Nederlanders! Tien jaren geleden heb ik u gewaarschuwd. (451, 452.) De bladzyden waarin ik uwen onmachtigen afgod in z'n naaktheid tentoon-stelde, werden dezer dagen ten vyfde male gedrukt...
Tòch 'n standbeeld!
Maar zyt ge dan krankzinnig?
My komt het zoo voor.
Heel aangenaam schryven is 't voor zoo'n Publiek waarlyk niet! Dit heb ik u al meer gezegd.
Politisch. De eerbied dien men, na de Thorbecksche restauratie, ons land buiten de grenzen toedraagt, is even schraal als 't voedsel daarbinnen. Over de inlyving, by gelegenheid der eerste kommotie in Europa, bestaat nergens de minste twyfel. Wat heeft thorbecke gedaan om ons land staande te houden? Niets, niets, niets alweer! Hy heeft 't gebruik van koffi en broodjes voor Staatsrekening, by eenige publieke gelegenheden, afgeschaft.
En Indie, Neerlands-Indie, insulinde? 't Is daar ellendiger dan ooit. De bevolking lydt periodiek honger, nu zoowel als toen ik den Havelaar schreef. Ga naar voetnoot* Ga naar margenoot#
De acht-en-veertigsche liberalistery heeft bovendien middel gevonden, in dat vroeger zoo gezegend land, 'n artikel van moederlandsch fabrikaat intevoeren: armoed onder Europeanen.
Dit was in Indie voorheen 'n onbekende zaak! En nu? Helaas! Wie 't land kende voor dertig jaren, en thans de daar | |
[pagina 183]
| |
verschynende couranten leest, die op allerlei wyze den toestand afspiegelen waartoe de Europesche Maatschappy in Indie gezonken is, heeft slechts de keus tusschen smart en woede.
Vloek over de Haagsche ellendelingen die aldus 't heerlykste bedierven, wat ooit aanspraak maken mocht op zorgvuldige behandeling!
En op de lyst van die ellendelingen staat thorbecke boven-aan. Hy had het recht niet, dom te zyn. Hy had het recht niet, onbekwaam te zyn. Hy had het recht niet, traag te zyn. Men betaalde hem - in geld, wat spaarzaam en op z'n hollandsch, dit moet ik erkennen, maar in eer en invloed dan toch ruim - voor wat ànders!
En - boven alles! - hy nam de plaats in van beteren dan hy. Dit is 'm'n hoofdgrief. Hy was: ‘gewoon, Och... men had hem op dat standpunt geplaatst! Kon hy 't helpen dat 'n gansche Natie - waarachtig, zelfs de konservatieven deden mee: ze bestreden hem als iets wezenlyks! - kon hy 't helpen, dat er zoo op-eenmaal 'n epidemische lust uitbrak in krankzinnigheid? Kon men van hem verwachten dat-i protesteeren zou tegen de algemeene razerny? Daartoe ware zekere maat van intelligentie en karakter noodig geweest, die hy nu eenmaal niet bezat, en welker absentie juist de voorwaarde schynt te wezen waarop Nederland iemand toejuicht. |
|