968.
En we lachen de Egyptenaars uit, met hun heilige skarabeën,
gewyde katten en gekanonizeerde ajuinen! Toch waren die voorwerpen slechts
zinnebeelden. Geen Egyptenaar, beweerde ooit dat zoo'n tor verstand, macht,
genie bezat, of iets byzonders wist tot-stand te brengen.
Van
thorbecke wordt dit wèl
beweerd, of liever als vanzelf sprekend, verondersteld. Men meent alle
toelichting, rechtvaardiging, verschooning der algemeene krankzinnigheid
flinkweg te mogen overslaan. De ‘liberale’ voorgangers stellen zich
aan, alsof de grootmannigheid van hun fetisch buiten kwestie ware. Moderne
dominees bepreeken den held. Couranten hullen zich in 't rouwgewaad van 'n
zwart lystje. Ministers schreien by 't graf. Een hunner - om toch vooral geen
enkel goedkeuringsnootje op den konduitestaat van den kandidaat-heilige te
laten verloren gaan - verhaalt: ‘dat de dierbare overledene ook in God
geloofde: ‘blykens zekere uitdrukking in 'n onlangs van hem ontvangen
briefje.’ Anderen verhalen: dat-i zoo'n eminent schryver was!
Dat ‘in God gelooven’ - 'n zonderling attribuut voor 'n
uitstekend man! - hoort by 't nederlandsch liberalismus. 't Is 'n
‘ter-zyde’ aan 't adres van de konservatieven. Iets als:
‘denkt toch in-godsnaam niet, dat gylieden Behouders den hemel met
toebehooren van aardsche distinktie en wereldschen invloed, voor u alleen hebt!
Onze vriend, profeet en premier, de prototype van ons gild... liberaal
was-i, o ja