918.
Ja, ik dring aan op ontevredenheid! Ik wenschte dat ieder
doordrongen ware van den lust tot genieten, tot het verspreiden van
genot, tot deugd! De man die 'n ellendig leven voortsleept, en
daarin - gesteld dat verbetering niet absoluut onmogelyk is - berust, noem ik
naar myn godsdienstbegrip: misdadig. 't Is z'n plicht, middelen te
beramen en aantewenden ter verhooging van z'n standpunt... excelsior!
Tot het vinden van deze middelen, tot de doelmatige toepassing daarvan, is
oordeel noodig, kennis, yver, moed, geduld... altemaal
eigenschappen die aanhoudend door Godsdienst in de gemoederen werden
gesmoord.
In het terugkeeren tot de Natuur bestaat dan ook de ware
zedelykheid die ons behoort te onderscheiden van geloovers, andere
barbaren, en dakpannen.
De geloover moordt, rooft en mishandelt - jazelfs, by-uitzondering
doet hy het soms niet - omdat z'n God het wil of niet wil. In beide
gevallen is de dryfveer onzedelyk.
De barbaar zonder geloof, moordt, rooft en mishandelt - ja-zelfs
by-uitzondering doet hy 't soms niet - omdat z'n God het wil of niet wil.
Die God heet in zulk geval attila, onbeteugelde zinnelykheid,
lafhartigheid, vrees voor weer-