Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
bruikten in Europa dezelfde methode. Ziehier 'n modelletje van de deunen waarmee 't verstand van onze voorouders werd in slaap gewiegd: Wol an Drutni min,
Ja bin ich scalc din.
Thin arma Muater min,
Eigan thin isz din.
Finger thinan
Dua ana mund minan,
Her auch hant thian
In thia zungun mina.
Dit pronkstuk van 'n beschavings-formulier is, naar my 'n oud boek verzekert, de vrucht der poëtische gaven van zekeren ottfried, bygenaamd ‘de Christen-monnik van St-Gallen.’ Hy schynt ook de Evangelien op rym gezet te hebben, 'n werk dat-i opdroeg aan Keizer lodewyk, zoon van lodewyk den Godvruchtigen. Wat eigenlyk de zin van dit rympjen is, weet ik niet. Wie 't opzei, scheen te betuigen dat-i voortaan de knecht van Drutni Ga naar voetnoot* wilde zyn. Als eerst gevolg van deze nieuwe betrekking, verzoekt-i de H. Maagd haar vinger in z'n mond te steken, en haar hand op z'n tong te leggen. Oppervlakkig zou men meenen dat die Heidenen met weinig tevreden waren. Het hier gevorderd honorarium voor de toetreding tot het Godsryk, is waarlyk zeer gering. De hebzuchtigste auteur zou er geen regel druks voor leveren. En dan nog de onzekerheid of maria doen zou wat men verzocht... Welnu, men vergist zich. Die Heidenen waren niet tevreden met zeer weinig. Ze waren in hun schik met volstrekt niemendal. En deze goedkoope berusting in niets, werd juist bewerkt door de verstomping van den geest, die 't natuurlyk gevolg was van zulke deunen, zegge: wisselwerking. Wat er sedert duizend jaar geschiedde met de Mensheid, | |
[pagina 325]
| |
passen wy thans nog dagelyks op onze kinderen toe. Even als de tegenwoordige Maatschappy nog altyd gebukt gaat onder de nalatenschap van dien ottfried met z'n Drutni, en konsorten, blyven wy levenslang de gedwongen erfgenamen van onze gebiologeerde kindsheid. |
|