Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij894.Ik moet 'n aanmerking beantwoorden die ik te-gemoet zie van de katholieken. Ze zouden kunnen beweren dat ik onrechtvaardig was in 't kiezen van m'n modellen. Waarom 'n oud mannetje met sluik haar? Waarom onaanzienlyke besjes? Waarom 'n arme waschvrouw? Lezer, om niet te liegen mòcht ik geen fyner modellen kiezen. Het smart my, maar 't is zoo! Liever had ik aristokratische zotterny ten-toongesteld, doch de waarheid is dat de aanzienlyken zich terugtrekken van zoodanige publieke manifestatien hunner meening. In zeer letterlyken zin is 't katholicismus het Evangelie der armen. In alle landen waar ik kerken bezocht - en ik verwaarloosde nooit de gelegenheid daartoe - merkte ik op dat openbare vroomheid tot de onfatsoenlykheden begint te behooren. Wel bezoeken nog altyd sommige personen uit hoogeren stand de mis - en ook dit slechts in geringe verhouding met de lagere klassen - doch dat prevelen van gebedjes buiten de eigenlyke diensturen schynt niet meer du monde te zyn. Ik kan ieder die de juistheid van deze opmerking betwyfelt, 'n gemakkelyke manier aan-de-hand doen om hiervan zekerheid te verkrygen. Men stelle | |
[pagina 321]
| |
zich op den weg van 'n beevaart naar Kevelaar, of van 'n processie in de Rynlanden, en zal ontwaren, niet alleen dat de aanzienlyken zich onttrekken aan zulke vertooningen, maar dat zelfs de middelstand zeer schraal - ik durf zeggen: byna in 't geheel niet - vertegenwoordigd is. By de protestanten is 'n dergelyk verschynsel waartenemen. (704) En meer nog. Ook zonder van stand te spreken, en nu eenmaal aannemende dat het de geringe klasse is, die by voortduring de akteurs levert voor zulke schouwspelen, viel het me in 't oog dat de menschensoort welke daaraan deelneemt - vooral in groote steden - zich onderscheidt door iets byzonders. Lang zocht ik te-vergeefs naar 'n woord om dat byzondere te beschryven. Ik woonde te Keulen tweemaal zoo 'n processie by. Met belangstelling nam ik waar, wat zich op 't gelaat van de opgeschikte priesters vertoonde. Geen hunner lachte als-i 'n kollega aanzag, en... ik begreep dit. Ik voelde medelyden met hen. Want inderdaad, er lag op de gelaatstrekken en in 't heele voorkomen van de menigte die hen volgde, iets bouwvalligs, iets onwelvarends, 'n protest tegen den beweerden bloei van 't ‘geloof’ dat me treurig stemde als by 't betreden van 'n bouwval, en dat ook de voorgangers van de schare met weemoed moet vervuld hebben. Of weerhielden zy den klassieken augurengryns om andere redenen? Waren zy de eenigen die niet bemerkten wat elk ander zoo duidelyk in 't oog viel? Ik hoorde 'n hollandschen reiziger die de vertooning bywoonde, tot z'n vrouw zeggen:
‘Er is geen enkel gaaf gezicht by. Ze zien er allen uit of ze...
‘Niet gaaf’ was me genoeg. 't Wàs zoo! Elke toeschouwer moet verbaasd staan over de zonderlinge fysionomien die men by zulke gelegenheden te zien krygt, en over 't byna volslagen gemis van 'n dragelyk gelaat. Ik erken dat dit niet van stipte toepassing is op de vrouwen. Daaronder waren enkele gewone gezichten, doch wat de mannen aangaat, kwam 't me voor... lezer, ga eens kyken En als ge teekenaar zyt, vul dan met uw stift aan, wat ik niet beschryven kan, of liever niet beschryven durf, omdat men my zou verdenken van overdryving. Dagen daarna zweefden me al die gedaanten voor de oogen. En daarby de twee voornaamste typen van priesterkoppen, de welvarende pater-goed-leven's en de bleeke zinnebestryders... die niet altyd overwinnaars zyn in hun onnatuurlyken stryd. Nooit vergeet ik den blik waarmee de aartsbis- | |
[pagina 322]
| |
schop by 't verlaten van de kathedraal, de kudde monsterde die hem volgen zou. 't Kwam me voor, dat-i klaagde: ‘zyn dàt de schapen, o Heer, die ge my te weiden geeft?’ De man scheen ontevreden, en deelde den zegen uit, alsof 't eigenlyk jammer was van de goeie waar. Ik moet dan ook erkennen dat de fyne hoogst-intelligente trekken van paulus melchers getuigenis aflegden van 'n ziel die te goed kon zyn voor zóó'n funktie. Maar wie, wat, kan hem dwingen aartsbisschop te blyven? Overtuiging? 't Is my een raadsel. Hoe dit zy, m'n hoofdindruk was medelyden. Medelyden met herders en schapen beide. Ik vervloekte de aanzienlyke of welvarende katholieken die de zorg voor de betrekking tusschen Hemel en Aarde, zoo onbroederlyk doen neerkomen op 't gepeupel. Ziedaar voorzeker 'n troepje menschen dien men zonder vrees voor onbescheiden vragen, kan vertellen: er was eens niets, en... zie, op-eenmaal kwam er wat! Zy erfden de biologische voorbeschiktheid van hun vader. Deze van ouders en grootouders... En zoo is 't gegaan dertig geslachten lang! Ga naar margenoot# | |
[pagina 323]
| |
|