Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
888.Ik bestryd àndere vyanden dan de in zeker opzicht beminnelyke naïveteit van bellamy. In myn jeugd drong men ons zulke vertellingen als onomstootelyke bewyzen op. Was 't niet ten-rechte dat ik hieraan den naam gaf van verstandsmoord? Het spreekt vanzelf dat 'n kind de vraag niet durft uiten: indien nu eens ockerse wèl gedurfd had, zou dan ons Lieve-heertje hem doodgebliksemd hebben? Maat ik doe heden die vraag, schoon de barometer laag staat, en 't venster open. Hoe echter kan 'n kind, sedert lang reeds angstig gemaakt door zoo'n onwaardige spekulatie op de zwakheid van z'n zenuwen, vragen richten tot onderwyzers die hem Scheppingen vertellen met 'n koelbloedige zekerheid alsof ze er by geweest waren?
't Zou 'n kurieus werk zyn, eens de begin-geschiedenissen van alle volkeren naast elkander te leggen. Onze genesis, als sprookje beschouwd, is volstrekt niet van lager soort dan vele anderen. Integendeel, de vinders van de vertellingen die daarin voorkomen, waagden zich, te-midden van de kinderachtigheden die in zulke sprookjes thuis behooren, aan 'n vlucht die volstrekt niet overal wordt aangetroffen. Er is drama in, namelyk expozitie, spanning en tragische ontknooping. Oppervlakkig schynt het aftekeuren, dat vrydenkers zoo dikwyls op al de ongerymdheid wyzen, waarvan dat boek zoo vol is. Zy die gelooven, dwingen tot deze wys van oorlogvoeren. Zoolang men te-doen heeft met menschen die aannemen dat vossen en raven spreken kunnen, zal men wel genood- | |
[pagina 309]
| |
zaakt zyn telkens te betoogen dat sprookjes... sprookjes zyn, of, beter nog, zulk betoog onnoodig te maken door spot. (395) Wat onze Genesis aangaat, 't is jammer dat we dit gedenkstuk van zeer oude litteratuur van een zoo laag standpunt moeten bezien, uit vrees dat 'n ernstige beschouwing aldra stof leveren zou tot versterking van bot bygeloof. Men zou schromen fabelen, sprookjes, gelykenis of legende te dichten, wanneer dit altyd misbruiken moest te-voorschyn roepen als die welke uit Genesis zyn voortgevloeid.
We zullen iets meer van den bybel begrypen, zoodra de muffe theologie op-zy gezet is. Er is zooveel schoons in dat boek!
Uit 'n letterkundig oogpunt, is de joods-christelyke wordingsgeschiedenis van de wereld allerbelangrykst. Om haar te waardeeren als zoodanig, behoort men zich geheel-en-al te verplaatsen in de stemming van 'n kind dat bezighouden en verrast worden wil, niet onderwezen. Zoodra dit laatste op den voorgrond treedt, is òf het sprookje bedorven, òf 't kind zelf. Wie waarheid zoekt, màg niet tevreden zyn met het onware. Ter onderrichting werden dan ook aanvankelyk zulke vertellingen niet gegeven aan de jonge mensheid. Misschien waren de eerste vinders zelf verbaasd over den indruk die hun sprookjes maakten, als de baker die bemerkt dat haar auditorium 't roodkapjen of kleinduimpjen in ernst opnam. Ten-allen-tyde nu zyn er bakers geweest die den roep van goede vertelster liever hadden dan 't gezond verstand van haar voedsterlingen, en dezulken verzuimden wel-eens voorbedachtelyk, te waarschuwen: bedenkt, kinderen, dat het maar 'n vertellinkjen is! Dit noem ik zeer jammer, want hierdoor is veel schoons verloren gegaan. Wat zou ik gaarne een Bloemlezing uit den bybel maken, als ik maar zeker was dat m'n lezers voortdurend den aard van hun lektuur in 't oog hielden! Maar ik ben zeker van het tegendeel. Telkens zou ik de een-of-andere dwaling hooren verdedigen met 'n triumfantelyk: ziet ge wel: mozes, habakuk, jezus, zeiden het ook, en dus... Ik wraak zulke autoriteiten. By 't zoeken naar waarheid, is my niets heilig dan de waarheid zelf. Dit zou ik Godsdienst willen noemen, indien men dan dit woord behouden wil, en uit dit oogpunt beschouwd, is de eerste opleiding onzer kinderen godslasterlyk. 't Omknoeien van een der honderden Scheppings-legenden die de Voortyd ons naliet, tot uitgangspunt van zedekunde, is misdadig. En dit zou 't geval blyven, al bestond er 'n God. Want, heeren theologen, àls er 'n God | |
[pagina 310]
| |
ware... de zeer onzedelyke god uit uwen bybel is-i gewis niet! 't Malle spelletje dat-i speelt met die twee eerste menschen is onwaardig. En 't vastknoopen van de verlossingsgeschiedenis aan de paradyshistorie... nu ja, daarin vonden sedert eeuwen de priesters 'n gemakkelyk middeltjen om zichzelf te verlossen van broodsgebrek. Dit is dan ook de eenige verlossing die tot heden toe uit dat alles is voortgekomen. |
|