Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij875.Voor ik mag afstappen van de nadeelen die 't ontydig opdringen van indrukken veroorzaakt, moet ik hier 'n wanbegrip bestryden, dat wel de juistheid van m'n opmerkingen bevestigt, doch tevens aanleiding geeft om deze erkentenis verkeerd toetepassen. Men vergist zich namelyk in de meening dat ik alleen sta met m'n opinie. Ten-allen-tyde - en vooral sedert men onderwys en opvoeding verlaagde tot 'n kostwinning - was ie- | |
[pagina 286]
| |
der overtuigd dat kinderen niet ryp zyn voor schoolsche wetenschap. Maar... in-stede van die rypheid met geduld aftewachten, trachtte men de wetenschap van-pas te snoeien naar de maat van 't kind, haar intekrimpen naar zyn gaven, genietbaar te maken voor zyn smaak. Dit is voorzeker 'n groote fout. Men geeft immers aan den knaap die onryp is voor den byslaap, geen miniatuurvrouwtjes ter oefening? Ieder ziet in, dat juist hierdoor 't opgroeien tot man 'n onmogelykheid worden zou. Ik moet dit beeld kiezen omdat het me treffend juist voorkomt, en kwets liever 't zot vooroordeel dat het geslachtsleven 'n gesloten boek moet blyven - de verdoemelyke oorzaak der hysterische verslapping van onzen tyd! - dan gevaar te loopen verkeerd begrepen te worden in 'n zaak van groot gewicht. Wetenschap à la portée van de luiermand, is géén wetenschap. Kinderboeken werken schadelyk. Ik doelde hierop reeds in 494, en in 'n noot op de Japansche Gesprekken (Verspreide stukken, uitgaaf 1875, blz. 95) waarnaar ik verwys. Op beide plaatsen echter betrof m'n opmerking meer de zedelyke leiding dan 't Onderwys. Welnu, de vraag of er kinderbiefstuk ook bestaat, is tevens op 't Onderwys van volle toepassing. Men zal waarlyk de spys die voor 't kind te krachtig wordt geoordeeld, niet geschikter voor hem maken door vervalsching. Kan de maag geen vleesch verdragen, 't zy zoo! Ze zal 't gewis niet leeren, als we dat vleesch uitkoken tot op den vezel. En door het te besuikeren evenmin. Maar liever keer ik terug tot die andere vergelyking, daar ze aanleiding geeft tot beschouwing der gevolgen van geheimkramery. 't Kind mag niet weten hoe zich ons geslacht voortplant. Ieder begrypt dat dit verbod 'n ongezond hygen bewerkt naar 't onbekende. De gevolgen zyn ondeugende kwajongens-vertrouwelykheid, smaak in slecht gezelschap, smachten naar surrogaat van genot, door 'n vies áándurven van verboden woord of beeld, begeerte naar dieper doordringen in 't kittelend mysterie, kittelend slechts omdat het mysterie is... Indien we eens de daardoor gebleken aantrekkelykheid van 't verbodene, in behoorlyke maat toepasten op nuttige wetenschap? Wie weet of niet eerlang onze jongelingen zoo bekwaam zouden worden in natuurkunde, als ze nu maar al te dikwyls zyn in vooze ontucht? Doch neen! 't Is geenszins m'n bedoeling de verhouding omtekeeren. Ik dring slechts aan op 't in-acht-nemen van 'n gepaste wyziging, die zoowel 't door geheimzinnigheid opdrin- | |
[pagina 287]
| |
gen van wellust zou voorkomen, als 't onsmakelyk maken van wetenschap door opdringery. |
|