494.
Wat velen hun kinderen vertellen over zedelykheid, is voor 'n groot
deel een organieke leugen. De uitroep: 't was heel mooi! by het verlaten
van kerk of schouwburg, of na 't lezen van een boek dat de liefelykheid der
deugd schildert - of zelfs van wat ten-onrechte meestal voor deugd doorgaat -
is byna altyd een onwaarheid. Men zou z'n kinderen zeer spoedig
terughouden, wanneer ze dat mooie wilde navolgen.
In kinderboeken - 'n mal woord... is er kinderbiefstuk ook? - in
kinderboeken begint dat gelieg al. ‘Jantje geeft z'n ontbyt aan een
bedelaar.’ Dat is ‘heel mooi’ van 't modèl-jantje.
Maar als Eugene of Henri dat model willen navolgen, zal men
hun zeggen, dat... dat...dat... kort-om allerlei, hier-op neêrkomende dat
in een geregeld huishouden ieder z'n eigen boteram moet opëten. Ik erken
dat dit waar is. Maar waartoe dan 't leugenachtig voorbeeld?