Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 282]
| |
sen den heelen bogert af, en by nader inzien blykt er dat die kersen niet eens eetbaar zyn, want de kennis waarmee men ons op de school toerustte, is gewoonlyk onbruikbaar. En dit niet alleen in toepassing op 't werkelyk leven, op voortgezette studie, op staatsburgerschap, op eenig uitteoefenen beroep... neen, ook naar den kleinen maatstaf van die schoolwereld zelf. We maakten reeds de opmerking dat zeer weinig personen uit den zoogenaamd beschaafden stand, die alzoo doorgaan voor wèl-onderwezen, in-staat zouden zyn 'n voldoend examen afteleggen als hulponderwyzer op 'n dorpsschool. En ware dit nog 't ergste! De geheel onönderwezene weet slechts niets. Wy, wel onderwezenen, weten verkeerd. Door onze vermeende kennis werden wy op valsch spoor geleid. Zeer spoedig berusten we uit moedeloosheid of vermoeienis in die voorbeschiktheid tot dwaling. We wiegen ons in slaap by den deun dat ook anderen niet wakker zyn, en worden zelfs weldra te vadsig om behoefte te voelen aan deze verontschuldiging. De afkeer van onafhankelyk nasporen van waarheid neemt zoozeer de overhand, dat eindelyk ook 't besef der mogelykheid van vrye studie verloren, gaat. Wie zich daarop toelegt, noemen wy zonderling, lastig, 'n algemeene vyand, en weldra gemakshalve: 'n slecht mensch. (Zie daarover o.a. de Inleiding ideen.) Zy nu, die al deze gevolgen van verkeerd onderwys meenen te vergoelyken door 'n lafhartig schuld-geven aan ‘de wereld’ aan ‘huiselyke zorgen’ aan de ‘vermoeienis van hun beroep’ moeten dan toch erkennen dat deze belemmeringen gemakkelyker zouden te overwinnen zyn, indien dat onderwys goed ware geweest, en vooral zóó dat 't ons niet had afkeerig gemaakt van later inspanning, of daartoe onbekwaam. Hoe vinden wy den lust en de kracht tot die inspanning terug? 't Is inderdaad geen geringe zaak, weder à jeun te worden na 't slikken van zooveel onwelkome kost. Het terugkeeren tot ons oorspronkelyk niet-weten, om daarna 'n klein bruikbaar gebouwtjen optetrekken in-plaats van den verwarden hoop onbruikbare materialen die in den weg lagen, eischt reuzenarbeid. Dit gelukt dan ook nooit volkomen. Zoo dit immer 't geval wezen mocht, waarlyk daar worden wy herinnerd aan de uitspraak van jezus: denzulken is 't Koninkryk der Hemelen! |
|