Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
en den boerejongen op hun tiende jaar verlieten, uitte ik de meening dat aan den laatsten den voorrang toekwam. Men liet hem nuchter van veel verkeerds. De harmonie was bewaard gebleven, zoowel tusschen z'n weten en waarnemen, als tusschen neiging, vermogens en omgeving. Om de voordeelige gevolgen van dit alles te doen in 't oog vallen, behoeft men zich slechts de vraag voorteleggen: wien der beide kinderen men zich zou toewenschen als discipel? Blyft evenwel dit onderscheid voortduren? Neen. In-weerwil van de zoo uiteenloopende richting van 't onderwys, openbaart zich weldra by dorps- en stadsjeugd beide, 'n gelyksoortige verkeerdheid, des te opmerkelyker omdat ze door geheel verschillende omstandigheden veroorzaakt wordt. By 't opgroeien van den boereknaap wordt in dezen de harmonie waarvan ik sprak, evenzeer verbroken, als dit reeds vóór het tiende levensjaar in 't meer schools afgericht stadskind het geval was. Om dit toetelichten moet ik terugkeeren tot m'n afgebroken schets van 't ontwikkelings-proces der beide kindersoorten. Misschien zal er blyken dat het verschil van de omstandigheden waaruit gelyke gevolgen ontstaan, minder groot is dan we oppervlakkig meenden, omdat ze in-den-grond neerkomen op 'n eenzelvig verkrachten van de eischen der Natuur. Na veel berisping en straf - d.w.z. met behulp van mauvaise-marques voor impudentie of onoplettendheid - na 'n even schadelyk toepassen van 't ongelukkige beloon-systeem voor vlyt... ‘Deez' perzik gaf myn vader my
Omdat ik vlytig leer... godbeter't!
...door tucht alzoo, is de onderwyzer geslaagd in 't schynbaar terugdringen van de Natuur. Usque recurret, meent men? Nu ja, maar de wonden heeft ze beet, en die brengt ze by dat terugloopen kankerend mee. Het instinkt van den knaap - ik gebruik nu dit woord, om de bedoelde in-eenvloejing van Trieb en gaven aanteduiden - is verlamd als onze teenen, en 't onderwyzen kan nu redelyk ongestoord z'n gang gaan. Gelyk 'n overwonnen barbaar die dienst-neemt onder de adelaars van den overweldiger, maakt zich de knaap tot bondgenoot van z'n vyand. Hy helpt zichzelf verkrachten, en leert... en leert... en leert... Zeer weinig altyd, dit zagen we. Jammer maar dat-i aan dit weinige tot z'n zestiende jaar twaalfduizend uren besteedt! En zelfs deze schade zou van minder belang zyn, wanneer | |
[pagina 284]
| |
niet die twaalfduizend uren hem hinderden in 't mensch-worden gedurende den overigen tyd. Men bedenke dat-i door z'n gedwongen inspanning op de school, allen lust tot onderzoek buiten de school verloren heeft! Wat naar studie gelykt, werd tot straf gemaakt, en dit noopt hem om uitspanning te zoeken in onverschilligheid. Dezelfde jongen die, overgelaten aan z'n ingeschapen weetgierigheid, den onderwyzer zou vervolgen met vragen naar byzonderheden omtrent de vestiging van de Romeinen in Germanie, wanneer-i daartoe was opgewekt door 't vinden der overblyfselen van 'n aquaeduct, zal nu zulke dingen met zorg vermyden, omdat ze hem rieken naar 'n pensum uit tacitus. Bovendien, de vragen die-n-i zou willen doen, zyn niet ‘aan de orde.’ De series lectionum schryft driehoeksmeting voor, of mythologie. De maag die hongerde naar eenige byzonderheden omtrent drusus, ontvangt wat afval van den Olymp, of wordt te-leurgesteld met sinussen en tangenten. Hy zag 'n bloem die z'n aandacht trok, en wil weten hoe die kelk, die kleuren, die blaadjes... och neen, hy wil 't niet weten. Hy is hiertoe reeds te oververzadigd van school-botanie, 'n wetenschap die zich schynt ten-doel te stellen 't genieten van de sappige plantenwereld optedrogen tot de uiterste grens van dorheid, en op de onbloemigste wys 't genoegen te ontbladeren dat de omgang met bloemen ons verschaffen kan. |
|