Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij869.Daar nu eenmaal de erkenning der oneindigheid van 't onbekende 'n scie geworden is, acht ik 't niet onnoodig dien deun van z'n muziek te berooven, en terug te brengen tot nuchteren tekst.
Hoe weten we dat ons niet-weten oneindig is?
Het volgt uit de opmerking dat elke nieuwe ontdekking aanleiding geeft tot nieuw onderzoek. Zoolang we, byv. de wet op den val der lichamen niet kenden, konden we ons niet bezig-houden met 'n onderzoek naar de oorzaak van die kwadraat-verhouding. Nu we weten dat ons bloed niet stilstaat, ryst de vraag welke kracht het voortdryft? Wat ik in 87 over ideën zeide, is van volle toepassing op behoefte aan kennis. Ze is autogenérisch. By elke verovering op 't gebied | |
[pagina 280]
| |
van 't onbekende, roept ons de Natuur duidelyk toe: what next? 't Zou 'n leugenaar zyn die, iets gevonden hebbende, zich beroemde: we zyn er! Integendeel, elke oplossing is de moeder van nieuwe vraagstukken. De sokratische deun mag dus niet gebruikt worden als nederigheids-fraze. Ze behoort de erkenning te wezen van de oneindigheid der hoedanigheden van het zyn. |
|