868.
In-weerwil der vaak huichelachtige aanhaling van den deun
‘hoe meer ik weet, hoe meer ik inzie niets te weten’ slaan
we zelden geloof aan onze onwetendheid. Dat misbruikt beroep op
sokrates beduidt gewoonlyk
‘ik die zóóveel weet, betuig laag te staan.
Quaeritur: waar is uw plaats, gy die minder weet dan ik?’
Voor sokrates willen we hopen dat-i notie had, of
Ahnung althans, van 't uitgestrekt gebied dat-i nooit betrad. 't Is
oneindig! Maar wy misbruiken veelal z'n klacht, om zelfverheffend de aandacht
te vestigen op 't - nietig! - deel daarvan, dat we wèl doorliepen, en in
dat geval bewyst de pretentie per se dat ze aanmatigend is. Want 'n
oneindig-klein deel en 'n nog iets kleiner deel staan in gelyke verhouding tot
oneindigheid.