die
zich in den perzik verscholen had, waarschynlyk om op 't juiste oogenblik heel
godsbesturig optetreden als wreker van de geschonden deugdzaamheid.
Pietjes lip zwol op. Pyn, berisping en straf bleven niet uit. Hy
beloofde aan z'n papa beterschap, en aan zichzelf: nooit weer perzikken te
stelen voor-i eerst onderzocht had of er 'n wesp in zat?
De moraal van m'n vertelling?
Wel, die is immoreel. Meer weet ik er niet van. En van
jantje's deugd of de godvreezendheid onzer geloovers ook niet.