826.
Godsdienst is dus in den hoogsten graad onzedelyk, en 't zal wel
hieruit voortkomen dat z'n invloed op 't goed-zyn zoo gering blyft,
of... juister, geheel negatief werkt. Men wischt met vuilen doek geen
smetten af. 't Stelsel van de goddienery brengt de fouten voort, welker
uitroejing z'n taak heet te zyn. Gevoel van menschenwaarde wordt als eerste
conditio sine qua non, van verzoeningsgezindheid des Scheppers, geknakt.
Zelfverwyt, moreele kastyding, neergebogenheid, stelt men in de plaats van 't
edel streven naar kracht, vryheid, geluk. Het eeuwig aanbidden en flikflooien
van 'n ‘Vader in den Hemel’ - die N.B. de moeite niet nam zich aan
z'n kinderen te openbaren - maakt ons tot laaghartige vleiers, tot gluiperts en
huichelaars.
Ik neem dit laatste woord niet in gewonen zin, en bedoel dus hier de
Tartuffes niet. Neen, ik spreek nu van hen die inderdaad gelooven. Een
tartuffe bedriegt hoogstens 'n paar stumperts die bot genoeg zyn zich
héél grof te laten foppen, maar de oprechte geloovers spelen
den tartuffe tegen hun eigen God. En God moet dit sedert langweten. Hy
zal toch niet dommer wezen dan moliere's Orgon? Me dunkt, ik
hoor hem mompelen, by 't aanhooren van 'n goed gestileerd zelfvernederend
gebed: ‘o jy kleine vleier, ik zie wel waar je heen wilt, je legt 't op
'n stukje van m'n zaligheid aan!’
Als ik God was, zou 'k 'n hekel hebben aan de vromen, en nooit
iemand zaligmaken die met 'n beetje deugd en veel sollicitatie daarnaar
gedongen had.