Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 243]
| |
kunstenaar is geen bonne die 't kind loopen leert. Hy loopt, en wie hem vergezelt, heeft zich geoefend in 't gaan. En meer nog. Wat leert ge uit 'n bloem, uit muziek, uit 'n ster? Zullen we nu uit overmaat van leergraagheid al die dingen afschaffen? Of zullen wy ons, vry studeerende, oefenen in vatbaarheid, in dociliteit? Ik stem voor 't laatste. Wie zich onder gunstige gegevens hierop toelegt, is zelf artist (638) en kan van 'n kunstvoortbrengsel méér zedelyke en verstandelyke ontwikkeling inoogsten, dan de maker noodig had tot het voortbrengen. Hierom zeide ik zoo-even: minstens, en de verklaring is eenvoudig. Door 't oordeelkundig mede-ondergaan van de wordings-geschiedenis, maakt zich de beschouwer in de eerste plaats tot arbeidsgenoot van den auteur, zonder als deze afgeleid te zyn door de hindernissen van materieelen aard die 't werk belemmerden, en hy ondergaat bovendien den weldadiger invloed van de oefening die deze kritische beschouwing voorafgaat en vergezelt. Wanneer we dan by dat alles nog letten op 't verschil der zieletoestanden van de beschouwers, die 'n kaleidoskopische oneindigheid van opvatting te-weegbrengen, waaraan de kunstenaar zelf niet kan gedacht hebben - omdat deze, hoe universeel ook van opvatting, toch altyd slechts éénling blyft - dan komen wy tot de slotsom dat kunst 'n schatkamer is, waaruit zorgvuldige gebruikers meer weten te putten dan de bekwaamste rentmeester daarin neerlegde. Ik hoop deze stellingen later eenigszins te ontwikkelen en door voorbeelden toetelichten. |
|