814.
Niets is 'n schryver zoo onaangenaam dan dat visschen naar moraal
die hy niet altyd geven kan... 'tgeen ook zeer immoreel wezen zou. Want het is
'n leugen, en dus ònzedelyk, indien-i als les geven wil wat slechts 'n
vertelling is. Kunt ge echter niet leven zonder moraal, lezer... welnu, doe
goed! Ziedaar de beste moraal die-n-ik u weet aantebevelen, en daarby komen
geen verdere vertellingen te-pas.
En stoor me verder niet in m'n schetsje van wat 'r zoo-al voorviel
in dien tuin. 't Is zonder pretentie, als ‘één heer met
één hond en één haas’ in den katalogus van 'n
schilderytentoonstelling. Eilieve, welke moraal weet ge
dááruit te halen? 'n Artist is geen schoolmeester. Ik gaf u juist
die vertelling om 't professorale wat afteschudden, dat me in de vorige nummers
begon te vervelen.
Misschien ook - wie weet! - wilde ik u op 't denkbeeld brengen dat
vrye-studie zeer wel zonder bef en toga bestaan kan.
‘Zou dàt ook misschien de moraal van de vertelling
wezen?’
Wilt ge 't als zoodanig aannemen, my wèl!