Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
bevattingsvermogen laag-schat. 't Heeft er veel van of men zeide: ‘wat onder 't bereik van myn verstand valt, kan niet veel byzonders wezen.’ De inkonsekwentie waaraan zy die - soms onbewust! - aldus redeneeren, zich schuldig-maken door aanmatigende verheffing op eigen oordeel in andere zaken, is geen andere dan die welke wy aantreffen by èlke nederigheid. Ze komt overeen met de moeite die de kleinstedeling heeft, om zich 'n gewezen buurjongentjen als uitstekend man voortestellen. Het: ‘hy woonde by ons in de straat, ik heb 'm perfekt gekend’ enz. is eens-voor-al 'n tegenwerping, als deze of gene zoo 'n bekende pryst. De indruk: ‘hy dien ge verheft, behoorde tot myn kring, was myn gelyke, en kan dus onmogelyk 'n uitstekend persoon zyn’ ligt voor-de-hand. Smaadt men echter 't dorp, de stad, het landje waartoe de aangesprokene behoort, of, liever nog, hemzèlf in-verband met die nationaliteit, dan keert op-eenmaal de zaak om, en hy neemt u euvel dat ge hem, z'n kring, of z'n dorp, geringschat. |
|