Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
767.(De algemeenheid van wanbegrip, 541.) De vraag of dwaling nuttig kan zyn, in den zin dien voltaire hieraan hechtte in z'n bekende verhandeling: si l'erreur, enz., is géén vraag. In de Wysbegeerte die alle vakken van wetenschap omvat, behoort wel-is-waar met nog meer omzichtigheid dan in die onderdeelen, te worden omgegaan met axioma's, maar déze eene grondstelling zullen wy toch wel mogen aannemen, dat de begeerte om ‘wys’ te zyn, om te ‘weten’ niet kan ten-doel hebben de zaken te leeren kennen zooals ze niet zyn, maar zooals ze zyn, m.a.w. dat de wysgeer niet naar dwaling streeft, doch waarheid zoekt. Dat soms en zelfs vaak, 'n onwaarheid dezen of genen kan te-stade komen in 'n voorbygaand belang, in byzondere verhoudingen - en op moreele gronden is dit voordeel altyd slechts schynbaar - heeft met de religie van den waarheidzoeker niets te maken. De arts is geroepen tot genezing, onverschillig of de dood van z'n patient misschien voordeelig zou kunnen zyn voor 'n erfgenaam. Middelen die den dood zouden verhaasten, mogen dezen nuttig voorkomen met het oog op z'n eigen welvaart, ze behooren daarom geen plaats intenemen in de ziektebehandeling van den geneesheer. De wereld nu is vol hebzuchtige erfgenamen van deze soort. 't Is hùn invloed die zoo vaak de waarheid smoort, en we zouden geneigd zyn hieraan de ontzettende vruchtbaarheid van wanbegrippen toeteschryven, indien we aan 't pozitief-booze zooveel esprit de conduite mochten toekennen. Maar die eer ware te groot. |
|