Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij752.Zou 't helpen, dacht ik gedurig onder 't schryven van deze nummers, indien ik uit de hedendaagsche dagblad-litteratuur voorbeelden aanhaalde van 't misbruik dat door schryvers wordt gemaakt van Publiek's stompzinnigheid? De taak is gemakkelyk en onaangenaam tevens. Ik neem geen vechtbulletin of courant op - fransch, duitsch, hollandsch, atjineesch, om 't even! - zonder dat me 't bloed kookt by 't ontwaren van zooveel bedrog aan den eersen kant, van zooveel schandelyke begrips-zelfmoord aan de andere zy! 't Is moeielyk te beslissen wat grooter verbazing wekt, de onnoozelheid dergenen die met zulk voedsel voor de ziel tevreden zyn, of de brutaliteit waarmee schryvers op die onnoozelheid staat-maken. Maar ik wil de aanmerking ontgaan dat couranten-geschryf geen zekeren maatstaf oplevert, omdat de redakteurs veelal gedoemd zyn tot haast, en dewyl bovendien de verplichting om elken dag zeker kwantum te leveren, ongunstig werkt op 't gehalte. Ik noem die haastigheid 'n zonderlinge verontschuldiging voor leugen, en betwyfel of 'n rechtbank genoegen nemen zou met de uitvlucht van 'n dief die gestolen had uit tydgebrek. Bovendien, de leugens waarop de couranten ons onthalen, zyn gewoonlyk omslachtiger dan de waarheid wezen zou. Ik geloof overigens niet dat de verplichting om zekere ruimte te vullen, 't verkondigen van onzin wettigt. Er zou veel aantevoeren zyn tegen zulke laffe verontschuldigingen van de dagbladen - die dan toch altyd met hun zot ‘Wy’ zich 't voorkomen trachten te geven van voorlichters der publieke opinie - maar, ter versterking van de bewyskracht, ontleen ik ditmaal m'n staal liever aan 'n ander soort van schryvery. Nu 't genieten der zielen-ontboezeming van de heeren zaagspoor en spoorzager (718) komt het me niet ongepast voor, den lezer te onthalen op 'n kunststukje van Mr. jacobus schel- | |
[pagina 163]
| |
tema. Ik bedoel 's mans demonstratie van de byzondere krygskundige bekwaamheden die de achttienjarige prins willem van Oranje by Quatre-bras aan den dag legde. Deze beide uitersten raken elkander door tegenstelling. De wawelaars in koffihuis of spoorwagen vormen gezamenlyk 'tzelfde publiek dat de werken van Mr. jacobus scheltema las en toejuichte. Stipt genomen had ik me by de spoorpraatjes kunnen bepalen, en overigens verwyzen naar wat ik op andere plaatsen over eenige schryvers van naam gezegd heb. Doch 't is my in de tegenwoordige omstandigheden...
Daar gaan weer vyftig ossen langs m'n woning.
...het is me by de chauvinistische krankzinnigheid die overal heerscht, by al 't geschreeuw over moed, vaderlanden en dapperhedens...
Een trein vol helden doet m'n schryftafel schudden. Ze betuigen allen luidkeels dat ze naar Parys gaan. 't Kan wel waar zyn. Die twee officieren van 750 zyn er al. Op zoo'n manier zullen er ook wel Franschen te Berlyn komen. 't Is zeker een van de goedkoopste middeltjes om de wereld te zien.
...by al die oorlogery nu, is my 'n modelletje van vechtleugens niet onwelkom. In 't door my van scheltema afgeknipt staal komt iets voor, dat geheel aan de orde van den dag is: de fameuze krygskunde. 't Kon niet beter. De lezer kan zich daarmee oefenen in 't wèl lezen van de wonderbulletins die weldra door de couranten - de part et d'autre - zullen worden opgedischt. Want om tot lezen-leeren aantesporen, is 't my in 't eind te doen. |
|