komstige helden. Wellington
zelf had het gezegd. 't Zal dus wel waar wezen. Dit is te gereedelyker
aantenemen, omdat deze opperbevelhebber - hoe 't te-pas komt, weet ik niet -
zoo byzonder ‘deugdzaam’ genoemd wordt. Hy deelt overigens dit
praedikaat met al de verbonden souvereinen. De ‘brave’
alexander, de ‘brave’ friedrich wilhelm... 't
leger van de geallieerden was 'n ware meisjeskostschool van bravigheid. Daarom
dan ook is napoleon overwonnen, want de ‘Heer’ is altyd
voor bravigheid. Vitters zouden nu vragen waar die ‘Heer’ en de
bravigheid bleven, gedurende al den tyd dat de Franschen zegevierden... maar
lezers van geschiedkundige werken en oorlogsbulletins vitten niet. Ze slikken
wat men hun voorlegt.
En weer anderen zouden kunnen vragen - als 't vragen 'n lezer paste
- waartoe krygskunde dient, zoolang men ‘met God’ vyanden
kan verslaan door deugd? Of waartoe men nog deugdzaam ook behoeft te wezen, als
men zoo krygskundig is als prins
willem van Oranje?
Deze Vorst - 't is wel te verwonderen dat-i later niet 'n paar
werelddeelen veroverde - was reeds op z'n achttiende jaar zoo onmenschelyk diep
ingedrongen in de fynste fynheden van 't vak, dat-i den oud-gediende
ney verschalkte. ‘Het
ware te wenschen, zegt scheltema, dat men alle deze - door
dien vroegrypen prins namelyk - zoo vernuftig bedachte maatregelen,
ondernomen om de geringheid zijner magt te verbergen, konde ontwikkelen, en
alzoo openleggen hoe de Maarschalk ney, een veteraan in de
krijgskunde, door onzen jongen held waarlijk verkloekt is geworden.’
De ney-verkloekende maatregelen die scheltema -
uit bescheidenheid zeker - overslaat, staan niet ter onzer beoordeeling.
Voorloopig vergenoegen wy ons met stomme aanbidding van 't onbekende, gegrond
op verbazing over 't verpletterend proefje dat de schryver ons wèl
gelieft meetedeelen.
In 'n reeks van bladzyden vol jargon van kwasi-militaire
techniek - flankbeweging, vleugels die op 'n dorp, kerkhof of hoeve steunen,
linien, rug-dekken, aan- op- inrukken, enz... dat wil alles saamgenomen
dood-eenvoudig zeggen: heen-en-weer loopen - schynt de zaak eindelyk
neertekomen op 'n heel ongunstig rezultaat, wat ik na zooveel krygskunstige
moeite jammer en vreemd vind. Drie-duizend-en-vyfhonderd man moesten
ney tegenhouden, die vyf- of zesmaal meer troepen onder z'n bevel
had.
En zie, de domme onkundige maarschalk tastte die vierd'halfduizend
man niet aan, schoon 't ‘punt’ , dat ze bezet