van den
spreker, indien deze slechts zorg-draagt z'n zinsneden eenigszins afteronden -
de cyfers duidelyk te zetten - en met zekeren schyn van geleidelykheid op
elkander te doen volgen. Verband en beteekenis doen niet tot de zaak. Ik stel
me voor, op tweeërlei wys duidelyk te maken wat ik hier bedoel.
Men lette eens op de meeste gesprekken die men op-reis, in
koffihuizen of by dergelyke gelegenheden te hooren krygt. Van onbescheidenheid
is by dit afluisteren geen spraak. Ik bedoel de diskoursen die luid genoeg
worden gevoerd, om algemeen eigendom te mogen heeten. We zitten in 'n
spoorwagen, en nemen aan dat warmte, tocht, kou, regen, mist en de temperatuur
van de vorige week afgedaan zyn.
- Wat nieuws?
- Hm... zoo! Ze zeggen niet veel, die kranten.
- Och! Zie eens dien rook... zou daar brand zyn?
- Veen misschien! Ze branden misschien de veenen in Drenthe.
- Ja, dat geeft 'n vreeselyken rook.
- Ja. Maar ik geloof toch dat die rook van 'n fabriek is.
- 't Is wel mogelyk. 't Zal 'n yzergietery wezen.
- Misschien 'n meelfabriek.
- Dat kan wel zyn.
- By ons is ook 'n meelfabriek.
- By ons ook.
- Of ze goede zaken maken?
- Misschien wel. Ik weet niet hoeveel ze uitkeeren.
- Dat weet ik ook niet. Ik heb nooit aandeelen gehad.
- Ik ook niet.
- Als zoo'n zaak 'n beetje meeloopt...
- Ja...
- Dan is 't zoo kwaad niet.
- Neen...
- Maar anders...
- Dan verlies je 'r je geld by.
- 't Hangt veel af van de direktie.
- Dat is zeker. En ook...
- Ja juist!
- Van 't debiet.
- Dat zeg ik ook altyd. Als je niet slyt...
- Precies, dan blyf je zitten met je goedje. Dat zeg ik
altyd. Daar heb je nu by ons die m'nheer... hoe heet-i ook?
- Je meent toch niet... och, wie wou 'k ook noemen? Ik