Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij738.Sedert m'n antwoord op bosscha's ‘Bemoediging’ zyn vele jaren verloopen. Ik vraag nu, 27 Juli 1870 - en in dezen herdruk: zes jaren later nog! - wat er gegronds was in de beweringen van dien gewezen minister? In-verband met den dezer dagen uitgebroken oorlog dien ik, in afwyking van b's gevoelen, voorspelde, noodig ik den lezer dringend uit, den loop dien de gebeurtenissen namen en verder nemen zullen, te vergelyken met wat ik daarover zeide in m'n ‘Een-en-Ander over bosscha's Pruisen en Nederland.’ Men lette daarby vooral op m'n klacht over den toestand waarin zich, na meer dan twintig jaren Thorbeckery, leger, vloot, Volksvertegenwoordiging en Regeering bevinden! De handhaving van onze neutraliteit, waarmee sommigen zich nog schynen te vleien, is 'n onmogelykheid. Men zal dienaangaande weldra bevestigd vinden wat ik op blz. 53 van die brochure gezegd heb. De heer bosscha heeft, zoo min als iemand van z'n geestverwanten, gevolg gegeven aan huet's dringende uitnoodiging, my te antwoorden. ‘Zwygen, schreef onze scherpzinnige kritikus, zou al te veel zwakheid verraden.’ (‘Multatuli’ door busken huet.) Toch heeft men gezwegen. Maar de feiten - minder zwak voorzeker dan de stellingen van bosscha, de feiten zwygen niet! M'n Een-en-Ander had de strekking de Natie by-tyds wakker te schudden. 't Heeft niet gebaat. In weerwil van m'n waarschuwingen, overvielen haar de gebeurtenissen in den slaap. Nog altyd immers hebben wy dezelfde soort van Kieswet, dezelfde soort van ministers, dezelfde middelmatigheden op 't kussen, hetzelfde leuterparlement... Nederlanders, ik verzeker u dat er begeerige blikken op ons land gevestigd zyn. Ga naar margenoot# Ga naar margenoot# |
|