737.
Zeer dikwyls - al was 't dan maar ter-loops, en niet zoo uitvoerig
als ten-aanzien van genoemde auteurs - heb ik op zulke schryversfouten gewezen,
doch nooit dan wanneer ze 'n ongunstig getuigenis aflegden tegen gezond
verstand, karakter of voorgestane richting.
Dat ik
guizot 't beschryven verweet der
mislukte pogingen van 'n engelschen prins om 'n infante te huwen, was geenszins
omdat ik dien schryver 't recht betwistte z'n onderwerpen te kiezen. Ik
gebruikte die keuze als bewys of blyk hoe de minister guizotz'n
plichten omtrent Frankryk had opgevat.
Het spotten met muurling's trouw-methode trof niet de
redaktie van dat - door alle Groninger dominees goedgekeurd - reglementje. Ik
putte uit m'n aanmerkingen daarop, het recht tot waarschuwing tegen 's mans
theologischen invloed, tot protest tegen z'n bevoegdheid om 't volk
voortelichten in zaken van heel ànder belang dan 'n
inzegeningsformulier.
De kritiek waaraan ik zaalberg's preeken en
thorbecke's ‘staatkunstigen levensgang’ onderwierp,
had niet ten-doel schryversfouten te sprokkelen - te oogsten liever, want de
voorraad was groot! - ik achtte me verplicht op de zotternyen van die heeren te
wyzen, ten-behoeve der onnoozelen die misschien gereed-stonden hen te kiezen
tot wegwyzers naar moderne hemels of achtenveertigsche staatswelvaart.
By de behandeling van bosscha's ‘Pruisen en
Nederland’