736.
Ik erkende alzoo dat men in myn werken tallooze gebreken vinden kan.
Maar... men zal daarin niet vinden de eenige fout waarop 't hier aankomt: dat
vervloekte onwaar-zyn. De vlekken die ik
zaalberg,
thorbecke, bosscha, enz. verweet, legden getuigenis af van
hun onoprechtheid als mensch, van hun onbekwaamheid als denker, van hun
onbevoegdheid als voorganger. Dàt nam ik kwalyk, en niet de vlekken
zelf. Integendeel, ik houd niet van zondeloosheid. Wie zich nooit vergist, 'tzy
in opvatting, 'tzy in uitdrukking, kan onmogelyk veel belangryks leveren. 't Is
daarmee als met Kappelman die nooit van 't paard viel, omdat-i nooit zoo'n dier
besteeg.
Maar tusschen op-zichzelf-staande vergissingen en doorgaande
onbekwaamheid, tusschen onwillekeurige fouten en opzettelyke
misleiding, is onderscheid. Er is groot verschil tusschen den geneesheer
die zich nu-en-dan vergist in 't behandelen van 'n kwaal, en den kwakzalver
die doorgaande blyken geeft van onkunde, en dus 'n bedrieger is.