734.
Als staal van wat sommigen durven opdisschen, en tevens van
Publiek's kretinisme dat met zulke dingen genoegen neemt, meen ik te mogen
verwyzen naar den arbeid van eenige koryfeën op verschillend gebied,
muurling,
bosscha, zaalberg,
thorbecke,
van der palm, dien ik by
verschillende gelegenheden in deze ideen behandeld heb.
Ik erken, in de beschouwing van 't werk dezer schryvers meermalen
afgedaald te zyn tot kleinigheden, die ik niet gispen zou in auteurs wier
waarheidsliefde my overigens gebleken was. Vittery stuit me tegen de borst. En
al schiep ik vermaak daarin - welk 'n onuitputtelyke bron van genot bood me in
dat geval de hollandsche litteratuur aan! - al had ik er lust in, dan nog zou
ik me daarvan moeten onthouden