Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij733.Tot het ontdekken daarvan is eenige scherpzinnigheid noodig, of liever in de meeste gevallen slechts oplettendheid en goede wil. Het doet er nu alweer niet toe, dat deze hoedanigheden neerkomen op 't afwennen van de verregaande stompzinnigheid waartegen ik in deze nummers te-velde trek, en die - als onze meeste fouten (460) - byna immer 'n gevolg is van traagheid. We zyn gewoonlyk te lui om te onderzoeken of de schryver ons iets wezenlyks meedeelt? Of hy - en hierop komt naar myn inzien alles neer - wáár is in z'n karakter? (Zie blz. 204, vlgg. Ve Bundel, 80 Uitg.) | |
[pagina 147]
| |
Zelden zag ik treffender voorbeeld van de scherpzinnigheid die ik hier bedoel, dan in huet's beoordeeling van ‘de Schepping’ door ten kate, waar deze verzenmaker op leugen wordt betrapt... als de keukenmeid die zich had laten zoenen door 'n zwartafgevenden schoorsteenveger. Ten kate prezenteert zich by z'n Lieven-Heer met 'n horatiaansche roetvlek op wang en lippen. Ieder zal begrypen dat ik 't zoenen op-zichzelf niet kwalyk neem - en huet ook niet, naar ik hoop - maar zoo'n stygma is kompromittant voor 'n meisje dat den mond vol heeft van wereldscheppende ‘Heeren’ en planeten, zy die sedert het verlaten van de akademie zoo godzalig beweerde 'n specialen afkeer te hebben van zoenende schoorsteenvegers. Men kan van keukenmeiden vergen dat ze zindelyk en wáár zyn. En van schepping-dichters ook, d.w.z. dat ze geen scheppingen bedichten, waarvan ze niets weten, en dat ze zich, voor ze hun opwachting by hun God maken, den mond afvegen na 't gebruiken van 'n schoteltje Horatiaansche liederlykheid. Maar 't zou ongelukkig zyn indien er, om zulke vlekken te zien, altyd 'n scherpte van blik en kritische bekwaamheid als van huet noodig ware. Ga naar voetnoot* Zóó wreed zyn de schryvers dan ook gewoonlyk niet, dat ze hun fouten verbergen met 'n zorg, die de scherpzinnigheid van de lezers op al te zware proef stellen zou. Men behoeft waarlyk geen gustave planche te wezen, om zich te overtuigen van de waarheid der stelling: dat 'r geen boek is waaruit niet kan worden geleerd hoe men niet schryven moet. |
|