702.
'n Paar bladzyden geleden reeds doelde ik op de gelykgezindheid der
volgelingen van jezus, ook waar ze den juisten zin van z'n woorden niet
schenen te vatten. Hy was zoo overtuigd van die sympathie, dat hy zich
niet eens moeite gaf om 'n onbegrepen uitspraak duidelyk te maken. Ze volgden
hem. Ze trachtten hem te verstaan. Ze waren: leerzaam. En wie nu let op
het totaal gemis van methode in 't onderricht dat jezus gaf, op de
verwarring, op de duisterheid, op 't décousu zyner lessen, moet
inderdaad de dociliteit van z'n omgeving bewonderen.
Wat zou er, in overigens gelyke omstandigheden, in ònzen tyd,
in ònze steden geschieden?
Gelooft men dat 'n hollandsch publiek de bergrede teneinde-toe zou
hebben aangehoord? Zonder gemompel? Zonder klacht over niet-begrypen? Zonder
ruw geuiten wrevel over des Meesters vreemdklinkende taal, of eigen
stompzinnigheid?
Immers neen.
Waarschynlyk had men hem op nòg onaangenamer manier 't
voortspreken belet.