635.
De Kappellieden dan zyn boos omdat de kunstenaar onafhankelyk
is. Zy, gekneld in buur- vrind- familie- vooroordeelgewoonte- sleur- en
deunbandjes, kunnen niet verdragen dat 'n ander vliegt, waar zy alle moeite
hebben zich niet te miskruipen. Indien 'n schildpad zoo nydig van natuur ware
als de mensch, zoud-i vinnig kwaadspreken van adelaars en nachtegalen, jazelfs
van kraaien en eksters.
Misschien wel heeft de lieve Natuur aan oesters 't genot ontzegd,
dat er verbonden is aan 't bezit van schouders en neus, om deze beestjes te
bewaren voor 't kappelmannig optrekken van die lichaamsdeelen, by 't waarnemen
der tuchtelooze beweging van 'n fladderende zeemeeuw.