626.
Ik zei te gelooven dat tooneelspeelkunst boven andere kunst staat.
Op den tegenovergestelden grens ligt, naar myn inzien, de toonzetting, de
kompozitie van muziek. Ik verdenk haar van iets zeer ergs, ja geloof dat ze nog
lager staat dan 't handigheidje van verzenmaken, en dus beneden dansen en
geldwinnen. Thans echter zal ik haar niet verder lastig-vallen dan noodig is om
even aantetoonen, hoe zelfs op dàt terrein, brekebeenen middel hebben
gevonden om nòg lager te staan dan de ‘meesters’ in 't vak.
Ik doel nu niet op de orkest-agamemnen, die potpourri's samenflansen...
'n Oogenblik! Ik heb lust, ter-afwisseling, zelf 'n potpourri
te maken. 't Is avend. Ik ben treurig. Alles liep me dezer dagen tegen. Gister
leed ik aan koorts. Nu heb ik hoofdpyn. Tegen-over me speelt 'n jufvrouw op de
piano. Ik las 'n liberale courant. Op-nieuw zyn me m'n kinderen afgenomen...
zal ik ze weerzien? De jufvrouw begint weer... Martha, Norma,
Trouvère, Carneval de Vénise... en de rest! En by dit
alles... ik ben Hollander en suf...
Is dàt de potpourri?
Neen, lezer, 't is 'n schets van de stemming waarin men zulke dingen
maken kan, 'n kunststemming! 't Produkt daarvan krygt ge later
misschien.