Moet de precisigheid zóó ver gaan, dat de kunstenaar -
dan slechts werkman - àlles weergeeft, voldoening geeft aan èlk
onderdeel onzer gewaarwordingen en van onzen smaak?
Neen!
‘Alles’ is onärtistiek, ònschoon,
partant: onwaar.
De kunstenaar moet trouw zyn in hoogeren zin, dan 't
scheerspiegeltje waarvan ik sprak. Hy moet kiezen! Het gekozene moet, in
evenredigheid met z'n kader, in oprechtheid den indruk weergeven, dien 't
geheel maken zou, ontdaan van de niets-zeggende, belemmerende, en vaak elkander
neutralizeerende byzaken. De waarde van 'n paar duizend centen aan opgevangen -
en later nauwkeurig geschifte - indrukken, geeft hy in 'n biljet van duizend
gulden terug... neen, veel meer dan dat! Dan roepen wel de Midassen:
‘hoe, ik zie geen enkel koperstuk... 't lykt niet... ik eisch m'n
centen...
Eilieve, midas, kan de kunstenaar 't helpen, dat gy niet
weet omtegaan met bankbriefjes, en niet tellen kunt tot duizend gulden?