Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij619.Zonder de minste toespeling op 't algemeen-ware van de stelling dat er niets wordt geschapen, ben ik aan de eerlykheid schuldig, hier in 't byzonder te verklaren, dat ik nooit iets ongeschieds verzin. Hoogstens tracht ik de indrukken te rangschikken die de wereld, het zyn, my aanbood. Ik breid die slechts zoo analogisch my mogelyk is, wat uit. De staaltjes van mislukte kunst - d.i. géén kunst - die ik aanvoerde, kan ik, byv. waarmerken, door de verzekering dat ik in de opera te Batavia 'n soldaat gezien heb, die met 'n paar kameraden gehuurd was om te figureeren en wegteloopen, doch in 't kritieke oogenblik met 'n hartig: ‘dat verdom ik!’ op den vyand insloeg. Hy mocht nooit weer meespelen. Stond nu hierom die man als mensch lager dan de beroepsakteurs? Dit zal niemand beweren. Zy, halve kunstenaars, stonden in de kunst hooger, maar misschien zou hy 't in-àllen-opzichte van hen hebben gewonnen, indien-i mèt dat hart tevens de andere eigenschappen bezeten had, die den volkomen kunstenaar kenmerken. Gevoel is onmisbaar, maar... niet voldoende. Integendeel! Gevoel, zonder meer, is ziekelyke gevoeligheid die nergens bruikbaar is. (114) |
|