Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij563.Vooreerst dan moet ik erkennen, eerst zeer laat eenig begrip te hebben gekregen van 't woord: geschiedenis. Deze klank vertegenwoordigde my de gedachte aan 'n klein blauw boekjen, op welks schutblad 'n verklaring stond, dat: ‘geen exemplaren voor echt erkend werden, dan aldus door den auteur onderteekend.’ En daaronder 'n krul. Men kon er den schoolmeester uit proeven. Op de eerste bladzy werd de schepping in weinig regels afgedaan. henoch, noach, abraham, mozes, david, salomo, herodes vormden zoovele sporten om tot jezus te komen. Dit alles besloeg slechts 'n klein deel van 't boekjen, en de auteur maakte in 'n noot de bescheiden opmerking dat-i de gewyde zaken aan den katechizeermeester overliet. Dit was billyk. Geef den katechizeermeester wat des katechizeermeesters is! Wat de profane geschiedenis aangaat, leerde ik uit m'n boekjen allerlei zaken die ik niet begreep, maar de slotsom luidde dat Nederland eigenlyk de spil was, waarom alles draaide. Engeland, Duitschland, heel Europa waren byzaken; parerga, van de Nederlandsche grootheid. Het slot - Napoleon was toen pas 'n jaar of acht dood - was 'n dankzegging aan den Heer, die alles zoo wèl gemaakt had... en 't scherm viel. Dat boekje was my de Geschiedenis. Ik zat er op, ik sliep er mee. Ja, ingeval van nood, sloeg ik er 'n kameraad mee om de ooren. Men zie hieruit dat het misbruiken der Geschiedenis ouder is dan de twisten over Heiligerlee. Ga naar voetnoot* Maar heel vreemd keek ik op in '30, toen de mare ging: er komt 'n nieuwe geschiedenis, Belgiën is afgevallen! Ik had ter-goeder-trouw geloofd dat alles uit was, en dat er niets meer by kon. Het gevloekte ondier was immers, met | |
[pagina 16]
| |
gods hulp, door willem-theseus van Oranje verslagen, en 'n andere willem - bygenaamd vader - regeerde over 't ‘vrye Nederland.’ . Hoe is 't mogelyk, dacht ik, nog iets daarby te voegen? En zóóver ging ik in m'n vereering van 't blauwe boekje, dat ik 't in Februari 1831 den bravenvan speyk heel kwalyk nam, 'n heldendaad te hebben gedaan, die niet stond op myn lystje van vaderlandsche zeemirakels. Hoe 't mogelyk was zoo bekrompen te blyven, zou kunnen blyken uit de volgende bydragen tot de kennis van onderwys en opvoeding in die dagen. |
|