Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij437.En ook zonder dien verstandbedervenden invloed van de vertellingen waarop het christendom gegrond is, hoe kunnen ouders hun kinderen een boek in-handen geven, dat onovertroffen is in schandelyke taal en walgelyke vuiligheden? Wie 't ontkent, heeft nooit dat boek gelezen. Met welk recht weert men de werken van De Sade, Pigault, Lebrun of Paul De Kock uit z'n huis, als men z'n dochters de geschiedenissen in-handen geeft van abraham, loth, jacob, juda, ruth, delila, judith, rachab, bathseba en konsorten? Men omzwachtelt in 't dagelyksch leven de onschuldigste zaken met te verregaande angstvalligheid, en schroomt niet zyn kinderen geheel andere, niet onschuldige, zaken te laten lezen in 'n bybel die geschreven schynt om dragonders te doen blozen. En dat alles om god te dienen... foei, foei! Weg met die halfheid, gy die beter weet, en juist daarom oneindig lager staat dan de geheel-geloovige met z'n kinderlyk onnoozele vroomheid. Hy geeft wat-i bezit. Gy bezit het betere, en geeft het slechte. Als zyn kind hem vraagt om uitlegging van deze of gene vuiligheid, kan er nog iets eerwaardigs, iets naïfs wezen in z'n poging om de Majesteit van zyn God te rymen met den walgelyken vorm waarin hy zich diens wet voorstelt, maar als uw zoon, als uwe dochter, vragend met den vinger wyst op Sodom en Gomorrha, moet gy u omkeeren om den lach of de verlegenheid te verbergen, die aan uw kind verklappen zouden dat ge 't om den tuin had geleid met uw ‘handleiding ter zaligheid.’ En meer nog. Ge blyft dat christendom en dien bybel aankleven om 't voorbeeld aan de kinderen, zegt ge? Wie opzettelyk een voorbeeld geeft, moet daarby de bedoeling hebben dat voorbeeld te zien volgen. Welnu, stellen we dat gy slaagt in die bedoeling. Uw kinderen gaan den weg op, dien gy hun | |
[pagina 354]
| |
aanwyst.... Uw gehoorzame zoon liegt, bedriegt, steelt, moordt, rooft en hoereert: ‘het staat in den bybel’ zegt-i. Uw dochter doet als uw zoon: ‘'t staat in den bybel’ zegt ze. Want ik daag u uit, één ondeugd te bedenken die niet voorkomt in uw bybel. En niet alleen komt ze er in voor, maar ze wordt daarin meegedeeld met 'n glimp van verschoonbaarheid, ja zelfs meerendeels met den yk van Gods welgevallen. En meen niet u dan te redden met vertoogen als: ‘ja, dat stáát daar wel, ma... a... a... r... enz. want ge raakt in de klem met die maren. De knaap en 't meisje wyzen zegevierend op 't Woord van God dat gy hun in handen gaaft, op 't woord van ‘God dien men meer moet gehoorzamen dan de menschen’ en wees zeer tevreden als ze u niet het zwygen opleggen met de woorden van Jezus: ‘man, wat heb ik met u te doen’ dat alsdan in hùn mond, in duidelyk hollandsch wil zeggen: ‘loop naar den duivel!’ En dan zyn er nog die beweren dat het in-standhouden van dien godsdienst noodig is voor de openbare zedelykheid! Ga naar margenoot# |
|