Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij432.Ik heb het recht myn meening aantekleven en voortteplanten. Dit beroep op m'n recht is niet zoo overbodig als 't na eenige eeuwen schynen zal. De christenen houden niet van Domitianus, die hen verbrandde en vechten liet met wilde beesten. Ik erken dat die behandeling onaangenaam is, en begryp dus volkomen hun ingenomenheid tegen dien man. Maar wat ik minder begryp, is dat de christenen zoo dikwyls doen aan anderen, wat zy afkeuren in Domitianus. De zaak komt altyd neer op het oude: ‘ieder mag gelooven wat hy wil, mits-i geloove als wy.’ Zoo neen, dan wordt de afwyker uitgesloten, geplaagd, mishandeld, zooveel de ‘burgerlyke’ wet maar eenigszins toelaat, ja, meer dan ze toelaat. Let eens bovendien op 't verschil in toon van de aanhangers dier schrale christelyke mythologie, en van de tegenstanders. In een gezelschap zal de dusgenoemde godgeleerde spreken over z'n zaken - zondenval, verdoemenis, genade, enz. - op 'n wyze alsof er geen twyfel aan de algemeene toestemming denkbaar ware. Maar iemand die niet zoo heel zeker is van 't bestaan dier dingen, moet al zeer bescheiden en omzichtig te werk gaan om niet te worden behandeld als 'n onverlaat, zelfs door hen die eigenlyk in den grond der zaak niet van hem verschillen in gevoelen, maar meenen dat men niet ‘spotten mag met heilige zaken.’ Zeker, met heilige zaken mag men niet spotten, maar men mag wel spotten met de zeer onheilige vertellingen die men ons opdringt als godsdienst. Jazelfs wordt spotten plicht, waar redeneering te vergeefs wezen zou. (395) |
|