over ‘besmetting.’
Zoo deed ook
Duymaer van Twist die, om de begrooting
van 'n antagonist te doen vallen, heel naïf - of onbeschaamd - lange
redevoeringen hield om aantetoonen hoe 'n ellendige boel 't was in datzelfde
Indie dat hy vyf jaren bestuurde.
Zulke duitenplaterige afleidingen sta ik u niet toe. Reken er op,
dat myn woorden gehoord worden door 't Volk, dat eindigen zal ze ook te
verstaan ten-laatste.
De Van Twisten hebben zich terugtetrekken op hun buitenplaatsen. Ik
kan 't niet beletten, schoon 't onbillyk is. Maar weten zàl men
wat ze achterlieten ter verantwoording.
En gy, zeg nog tienmaal dat de huishouding van Staat
‘besmet’ is, tienmaal zal ik u antwoorden: sta op van uw zetel en
maak plaats voor wat beters, gy die klacht en aanklacht geeft voor zelfverwyt,
gy die laag neerziet op de dingen quorum pars maxima fuisti!
Veracht de Tweede-Kamer zooveel gy wilt - daarin zal ik u
niet afvallen - geef haar krenten, rozynen en smeerkaarsen te verduwen zooveel
ze maar slikken kan, goed! Maar spreek niet alsof gyzelf daarbòven
stond, of daarbuiten.
Die Tweede-Kamer, die pronkkamer van Nederlandsche middelmatigheden,
dat muzeum van misdadige nietigheid, is uw werk, o Thorbecke!