Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij289a.(In de vorige Uitgaaf als Noot gedrukt.) By 't korrigeeren en nalezen van de drie laatste nummers was ik gedurig in weifeling deze zaak uitvoerig toetelichten. Als altyd echter... ik heb er geen lust in. Maar ik zal er toch iets van zeggen. De helft van de winst is my - nà 287 - door den heer V.L. uitbetaald, zynde de andere helft, gelyk volkomen billyk was, genoten door den uitgever. Doch niet hierover liep de kwestie. Het boek had terstond in goedkoope editie moeten verschynen om door 't eensklaps opwekken van de publieke opinie de Regeering te dwingen tot rechtdoen. Met dat doel immers was het geschreven, en dit was ook de grondslag der afspraak met den heer V.L. toen ik hem op zyn verzoek de onderhandeling met 'n uitgever opdroeg. | |
[pagina 187]
| |
Ik vertrok daarop naar Brussel, en gedurende myn afzyn veranderde V.L. van... stemming. De vrienden van Van Twist gebruikten hun tyd en invloed voorbeeldig, en dit doen ze nog. Ik maakte aanmerking op den prys van 't boek, op de weinige aankondiging, op de schrale verzending naar Indie - te Batavia moet honderd gulden voor 'n exemplaar betaald zyn! - en toen ik ten-laatste m'n lastgeving opzei, beriep de heer V.L. zich eensklaps op 't hem gezonden ‘bewys van eigendom.’ Hyzelf heeft later, in stukken die ik toonen kan, erkend dat de helft van de opbrengst my behoorde, 'tgeen ongegrond wezen zou indien ik hem 't kopierecht verkocht had. Dit laatste heeft hy dan ook nooit beweerd. In een tegen my gepubliceerden ‘Brief’ - dien ik nog thans volledig kan wederleggen: de eerste regel de beste van dat stuk is 'n onwaarheid - vermydt hy met zorg de zinsnede: gy hebt my den Havelaar verkocht! Deze indruk had in z'n gemoed boven-op moeten liggen, en dus - onwillekeurig zelfs - telkens voor den dag komen. Juist andersom evenwel hield hy dien binnen. Dit geschiedde niet onwillekeurig, voorzeker! Want wie iets natuurlyks nalaat, moet er byzondere redenen voor hebben. Nooit sprak hy 't woord uit waarop de heele zaak neerkwam. Noch rechters noch advokaten - armzalige psychologen gewoonlyk! - hebben gelet op die beteekenisvolle leemte. Wat myzelf aangaat, voor 't Hof betuigde ik kortelyk dat boek niet aan den heer V.L. verkocht te hebben. Betoogd, bewezen, gepleit, heb ik niet. Voor de zitting reeds ontwaarde ik dat de Voorzitter stokdoof was, en bovendien ik wist... kortom, ik was misselyk van de zaak en dat ben ik nog. Toch voel ik - nu eenmaal de elementen aannemende waaruit zoo'n kollegie is saamgesteld - my verplicht te erkennen dat het Hof, na myn dédain om de zaak behoorlijk uitteleggen, niet anders beslissen kon dan 't gedaan heeft. Als menschkundige studie zou de uiteenzetting belangryk zyn, van de redenen die den heer V.L. bewogen: ‘te beletten dat myn boek in kroegen en toko's gelezen werd.’ Aldus luiden zyn woorden in den gepubliceerden ‘Brief’ welk stuk alzoo de erkentenis inhoudt dat hy afweek van de voorwaarden waarop ik hem m'n handschrift had toevertrouwd. Zóó schreef de man die me kort te-voren verzekerde: flectere si nequeo superos, acheronta movebo! Nu, om dien Acheron was 't me niet te doen, als m'n boek maar overal op z'n tyd te verkrygen was geweest! Men zag 't byna nooit in 'n boekwinkel. Telkens werd er uitgestrooid dat het uitverkocht was. Dit heeft jaren geduurd, en lang genoeg om 't effekt te vermoorden waarop ik recht had, 'n verraad dat Nederland en Indie zeer duur te staan komt. | |
[pagina 188]
| |
Het herstel der zaken in Insulinde is gaandeweg onmogelyk geworden. Hoe noode ik my met de geschiedenis der uitgave van den Havelaar bezighoud, acht ik 't hier de plaats zekere... beschuldiging te wederleggen, die men gretig heeft aangevat om den indruk van dat boek te verzwakken. Na de door de clique van Van Twist uitgestrooide en levendig gehouden bakerpraatjes omtrent myn karakter - dat men toch zoo makkelyk uit Havelaars nooit ontkende handelingen kon leeren kennen! - heeft niets my meer geschaad dan de aanklacht van mooischryvery... 'n ongewoon vergryp waarschynlyk! Van Twist-zelf gaf daartoe het sein, door in de Kamer te praten van ‘des schryvers talent’ waarachter hy - óók 'n talent waarachtig! - z'n eerloos plichtverzuim wegstopte. ‘Het boek is 'n roman’ zegt men, en als bewys wordt aangevoerd dat de namen van plaatsen en sommige personen niet voluit gedrukt zyn. Voor Lebak staat: ‘Leb.’ In-plaats van serang moet men genoegen nemen met ‘Ser...’ of ‘S...’ Die kinderachtige puntjes nu - met andere zaken; sommige, doch niet alle, van minder belang; als, byv. de zevensterrige, interpunktie, die beneden, kritiek is; - zyn van de korrigeerende redaktie des heeren Van Lennep. Dat ik niet in zulke puntjes doe, blykt nogal duidelyk uit alles wat later van my verscheen. Ik spel den naam van Van Twist in letters. Na 't verschynen van den Havelaar zag ik wel terstond in hoe nadeelig dat ontmannen van m'n arbeid werken moest, maar nooit werd my de strekking van dien coup de Jarnac zoo duidelyk als onlangs by de verschyning van de door prof. Veth, onder den titel ‘Insulinde’ bezorgde vertaling van 't werk des engelschen schryvers Wallace. Die auteur is zoöloog, entomoloog, botanist, enz. Na in deze hoedanigheden 'n blauwmaandag te hebben rondgezworven in de bosschen van Borneo, Celebes, Timor, en zelfs - doch heel eventjes maar! - van Java, na 't uitteekenen van apen, kevers en hagedissen, achtte hy zich op-eenmaal bevoegd - Specialiteiten, vóór - tot het uitspreken van 'n oordeel over Indische toestanden. Hy werpt den Havelaar, dien hy 'n ‘vervelende en langwylige geschiedenis’ noemt, mir nichts dir nichts op-zy, en verwyt me dat myn boek ‘slechts de strekking heeft om aantetoonen dat de Nederlandsche gezaghebbers de oogen sluiten voor de afpersingen der inlandsche hoofden, en dat in sommige distrikten de inboorlingen moeten werken zonder betaling, en zich hunne goederen zien ontnemen zonder ver- | |
[pagina 189]
| |
goeding.’ (Insulinde, blz. 165.) Nu, iets anders dan dit - en dat de Weledele heer Droogstoppel dat goedvindt - heb ik, dan ook niet willen aantoonen. Het spyt me voor Mr. Wallace dat hy 't niet genoeg vindt. Op die betuiging van ontevredenheid volgt 'n verdediging van 't Regeeringste1sel - alsof ik dat had aangetast, ik die juist aandrong op 't handhaven van de wet ! - en hy beweert dat m'n werk vooral daarom geen waarde heeft: ‘omdat ik geen dagteekeningen en geen byzonderheden vermeld, en de door my aangevoerde grieven alzoo niet konden onderzocht worden.’ Hier zyn we alzoo aangeland in de buurt der vernuftige puntjes des heeren Van Lennep. Myn integriteit wordt gewraakt omdat die letterkundige 't woord Lebak met één letter verkoos te spellen, en de jaartallen met stipjes! Het spreekt vanzelf dat die verraderlyke verminking aan de eerste uitgaaf van den Havelaar een minder vertrouwbaar voorkomen gaf, en dit schynt men dien Wallace verteld te hebben, daar hy 't boek niet gelezen heeft. 't Is voor z'n apen en kevers te hopen dat ze wat minder van-hooren-zeggen geportretteerd zyn, de arme dieren. Neen, gelezen heeft de eerlyke man 't ‘vervelend en lankdradig’ boek niet! Want hy verstaat geen hollandsch, en in de engelsche vertaling van m'n vriend Nahuys zyn de van Lennepsche puntjes behoorlyk door letters vervangen. De diepzinnige kritiek van Mr. Wallace zou dus nogal gemakkelyk te weerleggen zyn. Men ziet echter hieruit welk wapen de heer Van Lennep den tegenstanders van m'n armen Havelaar in-handen gaf! En dit is nòg zoo. De laatste uitgave van dat boek door den tegenwoordigen eigenaar Schadd (1871) is even verminkt als de vorigen. Die heer heeft het niet de moeite waard geacht by die uitgaaf myn hulp interoepen, noch zelfs me daarvan kennis te geven. Ik geloof niet dat zoo-iets in 'n beschaafd land zou kunnen plaatsvinden. Over de wyze waarop in 't goddienend Nederland m'n naam, m'n arbeid, m'n denkbeelden, m'n tegenspoed, geëxploiteerd worden, zyn boekdeelen te schryven. De lust om dit aantetoonen vergaat me by 't besef dat ik 't woord richt tot 'n Publiek dat - ‘met God’ waarschynlyk - party-trekt voor schelmery. |
|