Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij279.Zou 't wel zoo erg wezen? Overdryving zeker... Ei, en ik toon u 'n prospektus waarin duidelyk wordt verklaard dat al 't vroeger geleerde gekheid was? Die veertien heeren hebben gelyk, of ze hebben ongelyk. Ze zeggen tot de slotsom gekomen te zyn dat er verschil is tusschen ‘onze inzichten in de waarheid, en de waarheid.’ Als tusschenzin, 'n aardige parafraze van: ‘tot nog toe hebben wy u maar wat voorgelogen.’ Men kan het niet fatsoenlyker uitdrukken. Die heeren hebben gelyk, of niet. Hebben zy gelyk, dan geldt myn : ‘vloek over u, schriftgeleerden!’ de oudjes. Hebben de veertien evangelie-spiegelaars geen gelyk, nemen zyzelf 't volk waarheid af, om 't leugen in de plaats te geven, dan adresseer ik m'n verontwaardiging aan de modieusen of modernen, of hoe ze dan heeten mogen. Zou 't wel zoo erg wezen? Dat zullen wy onderzoeken, terloops... want waar zou 't heen als we een boek maakten van al de domheden die voor-en-na zyn uitgekraamd door wie bezoldigd werden en worden om wysheid te leveren? We zien met minachting neer op doctor Nathalsius of dominee Kroeghoudérius - 't is nog zoolang niet geleden dat geleerdheid zich openbaarde in 'n latynschen staart aan den naam - en ik moet erkennen dat het niet te verwonderen is dat onze groot-ouwelui niet heel snugger waren, wanneer men let op 't gehalte hunner geleerde voorgangers. Ja, op die oude voorgangers zien we met minachting neer, en te-recht. Wat vroeger de zoogenaamde hoogescholen leverden... Ik heb gezien - gezien en gelezen - een akademisch proefschrift, waarop summâ cum laude de graad verleend is van doctor in de rechten, een proefschrift waarin betoogd werd dat de heksen-vonnissen, zooals ze tot dien tyd toe waren geveld, voor 'n groot deel onwettig waren. Ei... dat is zoo heel erg niet, meent ge? Voor 'n aanstaanden advokaat is 't inderdaad sterk dat-i 't verbranden van arme leelyke oude vrouwtjes afkeurde... | |
[pagina 176]
| |
Een oogenblik! De doctorandus keurde 't verbranden niet af, hy beweerde maar dat de vonnissen meestal niet goed geredigeerd waren, omdat daarin boven en behalve verboden omgang met den duivel, zoo dikwyls als verzwarende omstandigheid vermeld werd dat de delinkwente den heer gemaal duivel een kind had gebaard. Dit nu hield de doctorandus voor 'n onmogelykheid: quia frigidum diaboli semen. En hy betoogde die kou op helkundig-zoölogische gronden! Dat heb ik gelezen! En, terstond niet, maar na eenigen tyd hoop ik 't stuk te kunnen toonen! 't Komiekste was dat de man z'n werk opdroeg: carissimo patri, zeker om z'n oudeheer te doen zien dat-i z'n tyd aan de akademie goed besteed had! Och arm, ik kan me zoo voorstellen hoe zoo'n vader zich zal hebben verkneuterd van pleizier over zooveel knapheid! Maar, meent ge... heksen? Dat is lang geleden. 't Stuk is 150 jaren oud, 'n stipje tyds, 'n seconde slechts in de geschiedenis! Toch schynt òns dat tydsverloop lang. Dit dringen wy ons op, omdat we gaarne vèr staan van zooveel dwaasheid. Ik ben zeker dat onze achterkleinkinderen ook zullen trachten alle geestverwantschap met de tegenwoordige geleerden van zich aftewerpen door 't voorgeven: ‘dat het al zoo lang geleden is!’ Of meent ge dat men over honderd jaar trotsch wezen zal op de tegenwoordige voorgangers der natie? Op schoolmeesters die taal, geest, genie, ondergeschikt achten aan spelling? Op volksvertegenwoordigers die niet spreken kunnen? Op hoogleeraren die 't volk willen voeden met de gedachte aan zekere visschen die rondzwemmen in zekere zee? Ga naar voetnoot* Op Godgeleerden die brutaal-weg komen verkondigen dat ‘al 't vroeger geleerde - NB. achttienhonderd jarenlang! - maar | |
[pagina 177]
| |
gekheid was? Op andere geleerden die...
Ja, gy maakt 'n uitzondering, hooggeleerde Muurling! Op U zal 't nageslacht staren als 'n vuurbaak in den Oceaan der theologie. Gy zoudt nooit op 't denkbeeld komen dat er fouten waren in de heksen-vonnissen! Gy zoudt... Laat zien wat gy voor den dag brengt, gy... geen doctorandus meer, maar doctor, leeraar! Gy, geen doctor meer, geen leeraar meer, maar hoog-doctor, hoog-leeraar, leeraar van doctoren, doctor van leeraren, opperleeraar, opperdoctor! En: hoogleeraar, niet in de eene of andere menschelyke nietige zaak, niet in de geneeskunde, niet in de natuurkunde, neen, in de boven-natuurkunde, in de kennis van iets hoogers dan de Natuur, in de kennis van 'n God die tot de Natuur staat als gy tot 'n schooljongen, o Muurling! Opper-hoog-leeraar dus in de opperste hoogste dingen. Ja, in dingen zóó hoog, dat zy er niet zyn... wat in myn oog uw hoogleeraarschap heel moeielyk maakt. Gy, Muurling, hebt gehoord dat er huwelyken worden gesloten. Gy weet dat zulke maatschappelyke overeenkomsten - die, dit erken ik, soms nuttig zyn - worden gezegend, bezegend, ingezegend. Wat inzegenen is, weet ik niet. By analogie met inzouten, heeft het iets van: rondom besprenkelen met zegen, doortrekken met zegen, inkuipen... neen, of er by gekuipt wordt weet ik niet. Genoeg, gy hooggeleerde Muurling wist dat er getrouwd wordt, en dat daarby moet gezegend worden. Uw hooggeleerd verstand begreep dat het inzegenen goed moest geschieden. Dat zeg ik ook. Wat al jammer zou er voortvloeien uit verkeerde onvoldoende scheeve onhandige zegening! De vrees nu dat sommige zegenaars hun beroep niet goed zouden uitoefenen, heeft u bewogen 'n boekje te schryven als handleiding tot het zegenen, zooals professeurs de Jeu teHomburg en te Spa Manuels schryven pour gagner à la banque. Wie speelt moet goed spelen, zóó dat-i wint. Wie zegent moet goed zegenen, zóó dat het helpt. Dit alles is klaar als de theologie. Neen, klaarder. Laat ons nu eens zien hoe gy uw ‘Manuel’ geschreven hebt. Le trente et quarante se joue... ik ben in de war. Hier is 't: | |
[pagina 178]
| |
‘FORMULIER ter HUWELIJKS-INZEGENING Halt! Nu zult ge terstond inzien, lezer, waarom ik zoo-even professor Muurling benoemde tot kandidaat-lichtbaak. Nu zult ge ontwaren hoe vreeselyk ondankbaar ons nageslacht wezen zal, als 't later zoo'n voorganger op één lyn stelt met den heksendoctor van zoo-even! Nu zult ge begrypen... Wat is 't eerste woord van Muurling's inzegenmethode? Het eerste woord, vraag ik u, 't aller-eerste? Ja, 't eerste! Want verder dan 't eerste, hoeft 'n hoog-opper-voorganger in de heilige Godgeleerdheid niet te gaan, om te toonen hoe hemelsbreed het verschil is tusschen laag- en hooggeleerdheid... 't Eerste woord alzoo is: jeugdig. Goed! Maar de domme laaggeleerde zou vragen: als nu eens de bruid oud is, en de bruigom bejaard, of één van de twee is wat onjeugdig? Gy laaggeleerde, zwyg! Ge hebt met Muurling's arbeid niets te maken. Ge laat u geduldig bezegenen en beformulieren, hoe ook. 't Is voor U niet, inzegening-dorstende leeken, dat de hoogeerwaarde hooggeleerde Muurling zich verwaardigd heeft by dat woord: ‘jeugdig’ 'n sterretje te plaatsen. Want, er staat 'n sterretje by. Dit sterretjen is: 10 't Symbool van Muurling's godgeleerd genie. 20 Een verwyzing naar de noot onder de bladzyde. Een noot? Ja. Die. noot zullen wy - met gepasten eerbied -behandelen. Neen, domme ongeleerde leek, niet tot U spreekt de getabberde hoogleeraar! Die noot kunt gy overslaan, gy die daarvan de diepte niet zoudt peilen. Die noot is gericht tot de personen die beroepshalve zich bezighouden met inzegenen. Hebt ge niet gezien op den titel van 't Manuel dat de uitgave | |
[pagina 179]
| |
geschiedt door ‘de predikanten-vereeniging in de provincie Groningen?’ Ziehier 't voorbericht. Want het, stuk heeft 'n voorbericht ook. Ziehier: Dit formulier ter huwelijks-inzegening werd in de vergadering der predikanten-vereeniging der provincie Groningen den 28 September 1858 als proeve meegedeeld, en in het verslag van die vergadering gedrukt. Ziet ge wel, leek, dat het sterretje by 't woord ‘jeugdig’ U niet aangaat? Die ster is 'n ridderorde van den geest des professors, 'n grootkruis van 't verstand des hooggeleerden, en tevens - waarom zou ik 't verzwygen? - tevens licht dat sterretje de Zeergeleerde inzegenaars voor, om ze te leiden naar 't Bethlehem der noot waarvan ik sprak, en waarin de professor zyn heerlykheid te aanschouwen geeft. Die noot, die noot!... Wilt ge 't volstrekt weten, leek? Wilt ge? Vreest ge niet blind te worden als ik de gordyn ophaal waarachter de hooggeleerdheid des theologiae professoris blinkt, glanst, schittert, als 'n vuurpyl? Vreest ge die blindheid niet? Kunt ge zoo veel licht verdragen? Welnu, erken dat ik u gewaarschuwd heb. Professor Muurling vertelt als noot op 't woord jeugdig: ‘dat dit epitheton naar omstandigheden moet gewyzigd worden!’ En - o, diepte der wysheid en der kennisse! - in diezelfde noot vermaant hy z'n discipelen - de zeer geleerde Groningsche Dominees alzoo - om ‘in-plaats der vertegenwoordigers van de gemeente, de gemeente zelve aantespreken, als die tegenwoordig is. Maar 't fynst, het diepst, het hoogst, het belangrykst, het meest oostersche-sterächtige is: de professorale erkenning van 't ongepaste om ouders en bloedverwanten aantespreken, als er geen ouders en bloedverwanten zyn! Wat verder vertelt de man - ik gis, na inspiratie van den H.G. - dat de zeer-geleerde heeren inzegenaars niet moeten roepen: ‘knielt!’ als ze geprevenieerd zyn dat het zegenbehoevend paar niet knielen wil. | |
[pagina 180]
| |
Ook, dat ze niet hoeven te zeggen: ‘sta op’ als er niet geknield is. By m'n arme ziel het staat er! De hoog-geleerde die zulke wenken geeft... De zeer-geleerden die aan zulke wenken - zie 't voorbericht - behoefte voelen...
Die lui zullen aan 't volk vertellen wie God is, en hoe 'n ongeleerd burgermensch 't moet aanleggen om behoorlyk zalig te worden!
Voor drie stuivers kan men 't vod koopen. Ik hoop dat het ding veel aftrek vindt, niet zoozeer omdat ik me verheug over de behoefte van die predikanten, maar wyl ik graag zou zien dat het Volk behoefte voelde eens te overwegen of 't ook behoefte heeft aan voorgangers die behoefte voelen aan andere zaken dan muurlingsche god- en hoog-geleerde formulieren? |
|