Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 144]
| |
geroepen: o... hoooo... i... Sainte-Vierge! De vreemde werd in z'n gedachten gestoord door 'n luid gelach buiten'sboords. Hy keek over den valreep, dat is over die plek van 't boord waar, op 'n behoorlyk vaartuig, de valreep uithangt. Ga naar voetnoot* Ach, de Sainte-Vierge was 'n armoedig scheepje! Er slingerde een dun, vry oud, geteerd touw langs-zy, en 't stond te bezien of die dame zich daarmee zou kunnen ophyschen tegen boord. 't Is waar dat er klampen waren aangespykerd, die dienst deden als de dwarslatten op den marchepied van 'n kippenhok. Maar zoo'n kippentrap ligt, of ryst weinig althans, en hier was de opgang zeer steil. De dame greep het touw, zette haar voetje, net geschoeid - ze was 'n Française - op den ondersten klamp...
- Prenez garde, madame! riep de second. - Aa, moi je ne crains rien! antwoordde zy, al schaterend van lachen.
Straks zal 't duidelyk worden waarom ze zoo lachte.
- Moi je ne crains rien, je suis solide... allez!
En ze viel! |
|