Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij181.Wat hebt gy gemaakt van de wereld, o christenen? Ik wend het oog af van uw walgelyke Historie... die gy hebt vervalscht en omgeknoeid bovendien: ad Majorem Dei gloriam. Dien Konstantyn noemt ge groot, en de rest is even waar als die grootheid. Ik wend het oog af van de Geschiedenis, om het te richten op iets wat ge niet verdraaien niet verkerkvaderen kunt, op uw huisgezinnen, op uw vrouwen, op uw dochters. Wat hebt ge dáárvan gemaakt. Wat hebt ge gemaakt van de vrouw? Om u staande te houden op een door 't recht van den sterkste veroverd standpunt, maakt ge dagelyks uw vrouwen tot huishoudwerktuigen of erger, en uw dochters tot Kaspar Hauser's, tot Javanen. Ik erken dat gy uw vrouwen nog slechter behandelt dan uw bybel voorschryft, en dat niet alles wat er valt aantemerken op den vernederden toestand der vrouw, te wyten is aan mozaïsche of apostolische voorschriften. Nergens lees ik: ‘laat uw vrouw dom blyven’ of: ‘zorg dat uw dochters geene begeerte scheppen uit wetenschap.’ Ga naar voetnoot* Maar er staat toch: ‘gy vrouwen, weest uw mannen onderdanig.’En, eenmaal die onderdanigheid aannemende, volgt de rest vanzelf. Zoolang in Zuid-amerika de slaverny bestaat, zóólang zullen ook natuurlykerwyze de slavenhouders hun slaven 't lezen verbieden. 't Voorschrift van onderdanigheid wettigt tevens de alleen mogelyke middelen, waardoor ze kan gehandhaafd worden. Dit immers staat er, dat de vrouwen onderdanig moeten zyn. Tot hoeverre? Waar is de grens? Dàt staat er niet, er wordt niet gesproken van grens. De apostel laat het over aan de diskretie van de heeren. En al ware dit zoo niet, bezie ze eens goed, die heeren der | |
[pagina 95]
| |
schepping, de mannen! Ga ze na in die diskretie, in hun nietig streven, in hun bekrompenheid, in hun onkunde, hun lafhartigheid... en vraag uzelf of 't oorbaar is en rechtvaardig, dat de andere helft van 't menschdom zoo maar voetstoots moet onderdanig wezen aan die helft? De eisch der mannen op dit stuk toont reeds dat die vordering ongegrond is. Om heer te zyn in 't zedelyke behoorde men te beginnen met het begrypen van rechtvaardigheid, en 't is ònrechtvaardig de vrouw, als zoodanig, te stellen beneden den man. Verbeeld u, Cornelia, Sappho, Charlotte Corday, de Stael, Beecher-Stowe, onder den eersten den besten kwajongen! Maar wie moet dàn heerschen? 't Antwoord is zeer eenvoudig: er wordt niet geheerscht.
- Goed! Maar wie behoort het meest invloed te hebben? - Wel... die 't verdient. - Nogeens goed, maar... wie verdient het? - Wie 't meest ontwikkeld is als mensch. De geslachtsdeelen hebben hiermee evenmin te maken als de kleur van 't haar. - Maar... als hy of zy die 't meest ontwikkeld is als mensch, niet slaagt in 't verkrygen van den invloed die hem of haar zou toekomen? - Dan twyfel ik aan die meerdere ontwikkeling, en raad hem of haar ernstig aan, zich verder te ontwikkelen. |
|