Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
InleidingGa naar voetnoot* Wees door de Natuur bedeeld met zucht naar kennis... maak van 't streven naar waarheid uw hoofddoel, uw eenig doel... offer alles op aan dat streven... verwaarloos alle belangen om dat ééne belang... betaal de geringe kans op slagen met uw rust, met uwe gezondheid, met uw welvaart, met alles wat een mensch offeren kàn... verlaat vrouw en kind, zeggende: Vrouwe, wat heb ik met u te doen? Kind, wat heb ik met u te doen? Ik zoek de waarheid... ziedaar myne vrouw, ziedaar het kind van m'n hart.
Trek naar de woestyn... sla u een kemelhuid om de lenden... omgord u met lederen riem... voed u met sprinkhanen en wilde honig.
Denk, peins, overweeg... twyfel... overweeg nogmaals, en weder, en nogeens... altyd door, altyd op-nieuw.
Rek uw begrip tot de uiterste grens der mogelykheid van kennen, kunnen, weten, en begrypen.
| |
[pagina 2]
| |
Schroef uw denkvermogen op tot de hoogste mate van bevatting.
Span uwe gedachten voor de logge vracht van alle onopgeloste vraagstukken... zweep ze voort met de kracht van uwen wil, tot raders en zeelen kraken...
Hebt ge dit alles gedaan?
Als ge dit zult gedaan hebben tot uwe ziel vermoeid is, tot uw vleesch zich afscheidt van 't gebeente...
Als ge dan eindelyk meent iets te hebben geleerd, iets te weten, iets te begrypen...
Keer dan terug uit de woestyn. Volg de inspraak van uw hart dat aandryft tot meedeeling, en zeg:
- Broeders, ik geloof deze zaak is alzoo.
Dan zal er afscheiding zyn tusschen wie u hooren.
| |
[pagina 3]
| |
Een gedeelte zal roepen:
- Deze mensch is slecht.
Dit zeggen zy die nadachten over de onderwerpen welke u bezighielden, maar die niet nadachten als gy in de woestyn. Zy noemen u slecht, wyl ze vreezen dat het volk offer zal schatten boven gebrek aan offer, en inspanning nemen tot maatstaf om 't slagen te meten.
Antwoord denzulken door te wyzen op uw versleten kleed van kemelvel.
En een ander gedeelte zal bestaan uit hen die nooit hoorden van de dingen die ge overdacht, uit lieden die zich bezighielden met niets, al den tyd dien gy sleet in zoo zwaren arbeid.
En weder zullen dezen zich verdeelen.
Het eerste deel zal zeggen:
- M'nheer, net m'n idee.
| |
[pagina 4]
| |
Toon denzulken uw kleed van kemelvel, dat ge versleet in de woestyn.
Maar 't ander deel zal zeggen:
- Meneer, dat ben ik niet met je eens.
Wys hen op 't versleten kemelvel dat uw kleed was in de woestyn.
Dan zal het volk roepen:
- Wie is deze die een versleten kleed geeft als bewys?
Antwoord daarop:
- Broeders, ik bid u in myn kleed geen bewys te zoeken voor wat ik zeide, maar een aansporing om te overdenken wat ik gezegd heb. |