[9 juni 1875
Brief van mevr. A.J.F. Clant van der Myll-Piepers aan J.W.T. Cohen Stuart]
9 juni 1875
Brief van mevr. A.J.F. Clant van der Myll-Piepers (‘Holda’) aan J.W.T. Cohen Stuart. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (⅔) beschreven. (Partikulier archief, Doetinchem; fotokopie M.M.)
Heidelberg, 9 Juni 1875
WelEdelgeboren Heer,
Sedert geruimen tijd reeds ben ik buitenslands en dien ten gevolge gewerd mij eerst onlangs uwe brochure ‘Multatuli-vergoding’ die gij de goedheid hadt mij te doen toekomen. Ik heb er niet veel op te antwoorden. Alleen geef ik u in bedenking den zeer goeden, belangeloozen raad, dien de heer Douwes Dekker zelf U indertijd gegeven heeft, noch eens in uw geheugen terug te roepen; en verder drukken de woorden van Dickens' onsterfelijken LittimerGa naar eind1., alles uit wat ik aan of over U te zeggen heb, namelijk deze: ‘Gij zijt zéer jong, mijnheer!’
Hoogachtend
Uwe Dw.
Holda