Volledige werken. Deel 25. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1871-1886 en registers
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Wiesbaden 1 Juli 1873
Weledelgestrengen Heer A.B. Cohen Stuart te Leiden.
Weledelgestrengen Heer! Het doet me waarlyk leed dat ik my na de ontvangst van Uwen eersten brief, in weerwil van den zonderlingen toon dien ge U daarin veroorloofd hebt, vervoeren liet tot 'n gemoedelyk antwoord. De insidieuseGa naar eind1. poging om, na eerst 'n welgelukt beroep te hebben gedaan op m'n loyauteitGa naar eind2. - 't gevaar dat ge daarby liept, was niet groot! - me nu in Uwen brief van 27 Juni, te komen lastig vallen met even gevaarlooze insolentien, komt me... onedel voor. Uw brief is 'n kostbare bydrage tot de oorzaken myner verachting voor ‘Publiek’. Getroost u de zelfverloochening, dat stuk in 't licht te geven, dan zal ik deze meening door ontleding tot helderheid brengen. Maar ik waag me niet aan verdere particuliere aanraking met iemand die me zulke doorslaande blyken gaf van gebrek aan eerlykheid. Dááraan dan ook is - onder anderen!Ga naar eind3. - de tegenspraak te wyten tusschen 't slot van Uwen tweeden briefGa naar eind4., en den inhoud van den eersten. Wat my betreft, ik zal me aan den vorm houden, en teeken hoogachtend Uwweledelgestrenge Dienstwillige Dienaar Douwes Dekker
Mocht het besef my gefopt te hebben, u streelen, bedenk dan dat | |
[pagina 35]
| |
dit - vooral door 't misbruik maken van m'n zucht om goed te zyn - geen kunst is. Dìt kan 'n kind doen. Kunstig zou 't wezen de foppery voorttezetten. Daar behoort méér toe! |
|