Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[16 maart 1884
| |
[pagina 124]
| |
gezin en een dappere medearbeidster aan de zaak waarvoor ik werk. Een deel van myn eigen leven is mij ontrukt. Hoe men het te boven komt, is soms een raadsel, maar ik denk aan uw Kruislied: ‘maar deze man is taai, al schynt hy zwak van bouw. Het is hem aan te zien dat hy veel droeg, maar kracht heeft méér te dragen, dat hy veel leed, maar lang nog lyden kàn’! Die taaiheid doet overleven, waartoe men zich niet in staat achtte. En nu - geslagen benGa naar eind1. tot in 't diepst mijner ziel, maar verslagen niet. Ik mag de handen niet slap laten hangen - zy zou het afkeuren, als ik het deed. Ik mag mij niet laten beheerschen door de smart - zy zou, al was het met een betraand oog en bloedend hart, de eerste zyn die riep: voorwaarts! ook over de graven heen! Ik mag myn arme lydende broeders niet aan hun lot overlaten, elke aanblik van die ongelukkigen, menschen als wy maar verdierlykt ten gevolge van de willekeurige wetten hunner medemenschen, vervult met medelijden en dat medegevoel is niet genoeg, neen men moet voorbereiden het betere. Dat alles dryft my terug in het leven, al laten zulke wonden ook diepe litteekenen achter. Is niet eigen lyden veelal een oorzaak, die dryft tot medelyden voor anderen? Hadt gy mijn vrouw gekend, gy zoudt haar hebben lief gehad, want zy had hart, zy wist wat toewyding was, zy verschafte haar man rust en geluk aan dien stillen huiselijken haard en die innerlijke rust maakte sterk tegenover alle uiterlijke stormen. Nu is dat voorby en ik sta alleen met myn vijftal! Ik druk u dankbaar de hand voor uw aanbod, om een myner kinderen tot u te nemen, maar ik houd ze zoo mogelijk liefst bij mij, om met hen te leven en te zyn. Gij zult dit zeker billyken. Mocht het zyn, dat ik dezen zomer met myn jongens dien kant uitkom, dan wil ik gaarne by u komen en genieten van uw kalme omgeving en de schoone natuur. Myn leven gaat niet langs een effen wandelpad, ja ik kan zeggen dat ik in één jaar meer dan dubbel leef. Ik klaag daar niet over, ‘ik kan niet anders’. En zy begreep dat ik niet anders kon! Troost moet men zichzelf scheppen, met den besten wil ter wereld kan een ander hem niet brengen, maar toch doet het goed aan het lydend hart, als men teekenen van medegevoel krygt, zooals uw schryven. Maar zou dat anders kunnen by hem, die zeggen kan: multa tuli? Groet uwe vrouw hartelyk van mij en zeg ook haar dank voor uw | |
[pagina 125]
| |
lief aanbod en ontvang een vriendschappelyken handdruk uit de verte. Uw bedroefde F. Domela Nieuwenhuis. |
|