Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[januari 1884
| |
[pagina 51]
| |
Niet alles is in 't voordeel ònzer methode (die trouwens niet algemeen ingevoerd worden kàn!) Scholen zyn 'n noodzakelyk kwaad.) maar zeer veel toch. t Ideaal zou zyn dat ouders hun eigen kind onderwyzen. (en opvoeden. Die twee elementen van ontwikkeling kunnen niet gescheiden worden en ook dáárom zyn àlle Onderwyswetten zoo ellendig. ‘Ook daarom, want er zyn méér redenen die ze tot 'n hors d'oeuvre van barbaarsheid maken!). - In huis alzoo heb ik 't best. Ik ga dan ook niet dan gedwongen uit, en heb hier geen relatien. Daartegenover staat dat we nogal dikwyls bezoek krygen, natuurlyk alleen van hartelyk gezinden. Dit vloeit reeds voort uit den verren reis. Wie niet hartelyk gezind is, heeft er geen 10, 12 uur sporens voor over ons te komen opzoeken in onze kluizenaarswoning. Wanneer komt gy? Plaats hebben wy altyd, daar ons huisje zeer logeabel is. Ik weet wel dat er voor 'n deftige ontvangst veel ontbreekt, maar wie met eenvoud tevreden is - champêtreGa naar eind3. - ziet zoo nauw niet. Zoolang reeds had ik zoo graag Haspels - neen, de Haspelsen - hier gehad. Zeker hoop ik nu dat ze in '84 zullen komen. Behalve mevr. De Haas met drie kinderen, hadden we in de Kerstvakantie 'n schoonzuster hier met het zoontje van 'n andere schoonzuster, zoodat we - groot en klein - met negen man aan tafel zaten. Met Wouter meê waren er dus 5 kinderen + de ondergeteekende die misschien de drukste van allemaal geweest is. Ik heb gespeeld, gestoeid, spelletjes bedacht &c - en slaagde er in, 8, 10 dagen lang de hollandsche knoeiery met Indie - ze raken 't kwyt, zeg ik u, en wat dàn? - te vergeten. En 't Kamergeleuter! En de moraliteitigheid van de publicisten! En de onzinkramery van de couranten en tydschriften! De heele clique van 't publiek leven, enfin!- ‘Ergernis’. Eén staaltje. Ge hebt gelezen van die vergiftigingszaak te Leiden,Ga naar eind4. niet waar? Ieder roept: ‘hè!’ Ieder is verwonderd. Ieder vraagt zich hoe zoo-iets gebeuren - ongemerkt gebeuren - kan? Welnu, ik heb 't altyd geweten, en zeg dat voorvallen zooals thans te Leiden aan den dag zyn gekomen ook overal elders plaats hebben. Hoe ik dit weet, ga ik nu voorby. Ik wist het sedert lang, en kan bewyzen dat ik er herhaaldelyk over gesproken heb. Ik wachtte er op, zeker officieel standpunt te bereiken - dat my zou of moest verschaft zyn door 't zoo jammerlyk afgeloopen ‘Huldeblyk’ om de zaak aantepakken. Zònder dàt standpunt bereikt te hebben, | |
[pagina 52]
| |
blyft m'n stem die eens ‘roepende in de woestyn’. Dat bleek o.a. met het lot dat aan m'n zoo duidelyke voorspelling van den oorlog met Atjeh weervaren is. Niemand nam er notitie van, zelfs niet toen de uitkomst bewees dat ik recht had. Wat die vergiftigingen aangaat, dikwyls heb ik er over gesproken (wat ik bewyzen kan) maar geschreven niet. Ik bedankte er voor, 'n stommen éfémérenGa naar eind5. minister van Justitie op den weg te helpen - àls dit nog gelukt was. Die menschen meenen dat hun taak is met de Kamer te leuteren over het traktement van 'n concierge of zoo iets - en zonder baat zou ik den schyn op me laden 'n zwartgallige pessimist te zyn, 'n ‘lasteraar van de zeer christelyke Maatschappy.’ Nog eens, sedert vele jaren wist ik dat vergif 'n zéér groote rol speelt in de wereld. Dat leidsche vrouwmensch is maar 'n ellendige knoeister in 't vak. Er zyn nog andere zaken van nagenoeg gelyken aard die ik brusqueGa naar eind6. ter tafel zou gebracht hebben als men my... 'n ‘koetsier met beerenvel’Ga naar eind8. bezorgd had. Zonder dàt zyn alle vermaningen ydel. Dit heb ik te goed ondervonden om nog lust te voelen in openbaring myner denkbeelden. Ze worden miskend, verdraaid en in 't fraaiste geval: gestolen, juist door hen die zich aanstellen alsof ze nooit van me gehoord hadden. Zie ModdermanGa naar eind7., den fabrikant van 't ‘nieuwe Wb. v. Strafrecht.’ Zegge: nieuw. Er is niets nieuws in. t Is 'n slecht geredigeerde, onpraktische oplappery. Ja toch, er zyn nieuwigheden in, maar te zot om losteloopen. De voorspelling dat Europa ‘weldra 'n revolutie ondergaan zou, waarby de 1e fransche Rev.e kinderspel blyken zou’ had hy gestolen uit m'n Ideën. Zoo lees ik telkens iets dat ze van my hebben, maar my noemen, doen ze niet! Onlangs hield de fameuze litteratuursmid Jan ten Brink 'n voordracht in den Haag over de letterkunde in de laatste 50 jaar. Uit 'n my toegezonden Schiede Courant bleek dat hy my daarby flinkweg ignoreerde. Om my op 'n andere manier te grieven zag ik in verschillende artikelen (diezelfde Ten Brink deed ook mee) dat V. Vloten vreeselyk in de hoogte werd gestoken, vooral om de brochure (....) |
|