Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
eerst geschreven werden zijn ruim tien jaren voorbijgegaan. Tien jaren voor ons land en ons volk, tien jaren voor Nederland als beheerscher van Insulinde, voor ons denken en voor ons werken in letteren en kunst. Tien jaren ook is Neerlands schuld aan multatuli ouder geworden. Als ik ter loops eerst van mij zelven mag spreken, sinds die bladen mij uit het gemoed vloeiden, heeft in die stemming de tijd geene verandering gebracht, noch in hart voor den vriend en zijn werk. Doch gewichtiger is de vraag, wat die jaren hebben uitgewerkt voor de taak die multatuli op zich nam, voor de verhouding van zijn land tot hem. Al aanstonds geven de eerste regels der volgende studie aanleiding om op te merken, dat Vorstenschool op het tooneel werd gebracht, dat vele leden van het Rotterdamsch gezelschap dit met liefde en talent deden, en dat er alzoo eene overwinning werd behaald. Verdween het weder van de daglijst, dit is het lot van ieder tooneelstuk. Maar het verdween niet uit de herinnering van wie het zagen en herlezen. Evenmin als de reeks der andere werken, wier herdruk eene blijvende belangstelling aanwijst. Zoo verscheen in 1875 de Max Havelaar met de belangrijke aanteekeningen, in 1881 de 5e druk. In 1878 de tweede druk der Millioenen-Studiën, in 1879 die van de Specialiteiten. Ook in andere opzichten hebben multatuli's vrienden niet gerust. Zal ik nu de schaduwzijden aanwijzen? Indië noemen en Atjeh? Klagen, dat zekere boosaardigheid, met onkunde en vaak laster in 't verbond, nog niet verstikt zijn, maar met moedwilligheid hier en daar den kop blijven verheffen? Oprecht gesproken, de moed ontbreekt er mij toe. Waar het ware en schoone - het goede ligt daarin opgesloten - zich voordoen, grijp ik naar deze met beide handen. Verlammend werkt te langdurige omgang met het booze, ook al strijdt men er tegen. In de litteratuur wekt men alleen vrucht bij welgezinden; het ware en schoone met der daad te beoefenen is het sterkste wapen tegen kwaadwilligen die het anders begeeren. Er is een niet onvoeglijk gevoel van eigenwaarde dat weerhoudt van het smerige ook van verre te naderen. ‘Strijd niet met een woordenrijk mensch, want gij werpt slechts hout op zijn vuur.’ ‘Er zijn terechtwijzingen die te onpas komen, en er is een zwijgen dat van verstand getuigt.’ | |
[pagina 50]
| |
Wat Jezus SîrachGa naar eind1. eens zeide, is nog zoo. Wat de volgende bladen aangaat, die ik onveranderd laat verschijnen, zij drukken nog mijne overtuiging uit, en, was ik eens gelukkig ze te kunnen schrijven, ik blijf het mij gevoelen, nu ik ze weder mag geven als eene getuigenis tegen de boosheid en als eene, wel door vriendschap en achting ingegeven, maar niet daardoor vervalschte, hulde aan den man en de werken, wie zij gelden. januari 1884. C. VOSMAER |