[23 april 1882
Brief van F.S. Vening aan V. Bruinsma]
23 april 1882
Brief van F.S. Vening aan V. Bruinsma. Enkel velletje postpapier waarvan blz. 1 beschreven. (M.M.)
Leeuwarden 23 April 82
Amice,
Het U gisteren toegezonden bedrag is van mij. In mijn kring, die trouwens heel klein is, heb ik voor het bekende doel niet gewerkt, overtuigd als ik was dat het weinig of niets zou baten. De eenige bij wien ik naar ik gis met vrucht zou kunnen aankloppen zou mijn broer de zee officier zijn en die is in Indië. Ook had ik er geen lust in. De personen toch tot wie ik mij had kunnen wenden, hebben de eerste aanbeveling en de uwe in de Leeuwarder courant ongetwijfeld gelezen en zij weten heel goed dat Multatuli groote verdiensten heeft. Ook zouden zij ‘in een eenzaam oogenblik van openhartigheid’ wel willen erkennen eenige verpligting aan Multatuli te hebben. Doch juist daarom begeer ik geen pressie op hen uit te oefenen. Geene zaak is gebaat met lieden die steeds naar zich toe, nooit van zich af rekenen en de weinige guldens die zij huns ondanks voor hun fatsoen storten verhoogen het totaalbedrag niet noemenswaard.-
Ook ik had een veel hooger cijfer in 't hoofd en had gedacht dat de kinderen van Multatuli minstens evenveel inkomen zouden krijgen als de dochters van Thorbecke hebben.
tt
F.S. Vening