Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[9 april 1882
| |
[pagina 184]
| |
Bergsma, die Max Havelaar van onhandigheid en van gebrek aan zelfverloochening beschuldigt, in diens plaats gehandeld zou hebben). Maar, men moet niet zoo alles vragen; dat vinden de menschen lastig. Daarom houd ik dan ook mijne verzoeken om inlichtingen terug... op één na. De steller van het artikel van 2 April noemt Multatuli een genie; op regel 31 van boven echter zegt hij van diens wijsbegeerte, dat ze oppervlakkig is. Zie M.d.R.Ga naar eind1.! zoo'n wezen kan ik me niet voorstellen, ik bedoel een wezen, dat geniaal en oppervlakkig is. Lang heb ik er over nagedacht, maar het is en blijft me 'n raadsel. Misschien komt dit door m'n gebrek aan ervaring, want, ik behoor tot de ‘jongelingen,’ die nog slechts zéér onlangs den voet hebben gezet op het zoo glibberige levenspad. Ik heb me al eens de vraag voorgelegd: ‘Zou M. uit vermaak zoo'n oppervlakkige wijsbegeerte er op na houden, of... uit luiheid?’ Die vraag heb ik echter ontkennend moeten beantwoorden. Het vraagstuk blijft dus voor mij een onopgelost raadsel. Daarom zou U mij, en misschien vele andere onervarene, het leven pas ingetredene jongelingen, een groot genoegen doen, als U deze letteren eens in uw blad plaatste, opdat het raadsel ter oplossing voorgelegd worde aan al de wijzen en schriftegeleerden des lands. Ik ben overtuigd, dat zij, die 60 jaar oud zijn en dus zoo bizonder veel ervaring bezitten, en vooral diegenen onder hen, die M.'s ‘ongelukkigen invloed niet hebben ondergaan, en o.a. niet zoo'n onkiesche, onedele opvatting van den omgang tusschen man en vrouw,’ hebben als Max Havelaar, zeer spoedig tot de oplossing zullen komen. Ik heb de eer te zijn, Hoogachtend Uw Dw. Dr. P.F. Abell, (‘Jongeling’). |
|