Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[5 december 1879
| |
[pagina 147]
| |
aan in den Schwarzen Bock. Wat hy zeide herinner ik me niet meer. maar hy hield zich alsof hy myn naam nog niet kende en, zooals we overeengekomen waren, gaf Marie hem myn adres en zeide hem zelfs dat ik hem graag wilde spreken. Er werd toen af gesproken dat hy dien middag om 3 uur by my zou komen. Marie kwam my eerst waarschuwen. Ik was vol spanning. En zou die man de vader zyn van het kind, van het blühende bildschöne tweejarig schaapje, van das arme Kind der Liebe - dat geen heimatt had, en dat men aan my wilde afstaan om het lieftehebben, en te koesteren? - Nu, toen ik dien heer zag en hoorde spreken bleek my spoedig dat hy de vader niet was, en ik was er niet rouwig om. die heer beviel my niet. Hy kwam op den bepaalden tyd. Aan ons dienstmeisje, Kätchen, had ik gezegd dat ik dat uur een bezoek verwachtte. dat ze niet den naam moest vragen, maar eenvoudig binnenlaten. ik had haar tot nog toe niets verteld. Ze was al jaren by ons, kende onze relaties en dit bezoek, waar ze zoo niets van begreep wekte haar nieuwsgierigheid. Ik ontving hem in de studeerkamer. Toen Kätchen hem binnenliet deed ze de deur wagen wyd open en bleef nieuwsgierig naar binnen kyken hoe ik myn bezoeker ontvangen zou. ik moest haar aanzien voor ze vertrok. - Sie waren heute morgen bei Mme Anderson? zei ik by wyze van inleiding terwyl we gingen zitten, ik op de kanape, hy tegenover aan de tafel. - Ja, en ze heeft me tot u verwezen, zei hy. U wilt iets naders weten omtrent het kind waarvan sprake is, omtrent zn ouders en geboorte. Het is 't kind van een aanzienlyke dame, een weduwe, die op reis zynde kennis maakte met 'n officier en die toen iets menschelyks overkomen is. Myn hemel, we zyn alle menschen! wie zal zich daarover verwonderen. Hy vertelde my nu dat zich op 't oogenblik in Wiesb. een verwante bevond van de betreffende familie die geheel op de hoogte was van de zaak, als ik die spreken wilde zou ze zeker dadelyk komen en we konden dan alles uitmaken. Ik zei natuurlyk dat ik dit gaarne wilde, waarop hy voorstelde haar dan maar even te gaan halen. Hy vertrok en was binnen een halfuur terug met eene dame die je echte moeder was myn jongen! Zy heeft dit niet gezegd, maar ik giste het terstond, zy scheen te begrypen dat ik het geloofde, en later is 't my zeer duidelyk gebleken. | |
[pagina 148]
| |
Ze was een dame van myn leeftyd middelmatig van gestalte en volstrekt niet opvallend. Ze droeg een wollen winterkleed met zwarte paletotGa naar eind1., 'n mof, een dame om niets van te zeggen. Haar gelaat vond ik zeer vriendelyk, aan mooi dacht ik niet, maar jou lieve oogen heb je toch geloof ik van haar. Zy had in een van haar oogen een traan. of dat by haar een blyvend iets was, of alleen tydelyk, (van gevatte kou kan men dat hebben) weet ik niet. By haar tweede bezoek is 't my niet opgevallen, maar dat was ook juist in de schemering. Zy was gejaagd en zenuwachtig en voor ze nog tyd had gehad om te gaan zitten zei ze al: ‘ja, wofür sind wir denn eigentlich hier? Daarna werd ze wat kalmer. Ik vroeg haar of ze 't kind lang niet gezien had? O, neen, zei ze toen 't drie dagen oud was heb ik 't gezien voor 't laatst. (Dus juist als de moeder zooals je later blyken zal.) Ik vroeg of de ouders geneigd waren het kind geheel aftestaan, al hun rechten op te geven. - Ja, ja, dat is het juist wat de moeder verlangt, zeide zy. De geboorte van dat kind is een groot ongeluk geweest. - ja, het ongeluk van die vrouw is eigenlyk geweest, zeide de heer dat ze met 'n veel te ouden man getrouwd is. toen hy stierf was zy nog jong - en de verleiding was te groot. De vader van 't kind, zei je moeder, was het alleen om haar fortuin te doen. Hy had haar willen dwingen tot 'n huwelyk - Neen woordelyk kan ik je toch niet teruggeven wat ze zeiden, met hun beiden deden ze 't volgende verhaal. Je moeder was de weduwe van een ryken ouden adelyken man, van wien ze drie kinderen had. twee jongens van 16 en 14 en een meisje van 12 jaar. Ze had nu op een reis het ongeluk gehad jou te krygen myn schat en leefde nu in voortdurende angst dat jou geboorte haar kinderen of de voogden van haar kinderen zou ter oore komen. Ze wilde niet liever dan je geheel afstaan, zoodat je ook haar naam niet meer droeg, en er zoo weinig mogelyk kans bestond dat iemand ooit iets van je hoorde. Ik vroeg waarom je moeder je vader niet huwde, daar ze my zeide dat hy ongetrouwd was. - Neen, zei ze dat kan niet. dat doet ze nooit! (en op dit punt was ze heel vurig) Ze verhaalde dat je vader dit wel wilde, maar dat het hem toch alleen om 't fortuin van de moeder te doen was. ‘En hy zou er dat spoedig doorgebracht hebben! Neen daar zou ze wel op | |
[pagina 149]
| |
passen. Op 't oogenblik was er in Würzburg nog een proces hangende, daar hy haar tot een huwelyk wilde dwingen (??) maar zy zou in 't gelyk worden gesteld, dat was zeker. Neen, in geen geval mocht ze dien man trouwen. Voor 't geluk van dit ééne kind mocht ze dat van de 3 anderen niet in de waagschaal stellen. Want hy zou zeker haar geld, het geld van haar kinderen doorbrengen. Hy hield van paarden en van wyn en dan kon men wat aan! Zoodat myn lieveling ik op dit tydstip je vader voor een misselyk los heer hield. en dat komt hy my toch thans voor in 't geheel niet te zyn. |
|