Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
4 December en by haar aanhuis werd donderdag avond (14 febr) het briefje No 2 door een paar meisjes bezorgd, aan den portier afgegeven. - Ik geloof dat ik hierop niets antwoordde, maar reeds Saturdag daarop klopte een heer aan de kamer 61 in den Schwarzen Bock aan, om nadere inlichtingen. Marie Anderson deelde hem mede dat het kind gezocht werd door een hollandsche familie, die in Wiesb. woonde, dat zy nog geen vryheid had den naam te noemen, en eerst iets anders van de omstandigheden van 't kind wenschte te vernemen. Hy verhaalde dat het kind waarvan sprake was zich in Beyeren bevond, en ook in Beyeren geboren was, de zoon van 'n adelyke dame en een officier, een onecht kind, twee jaar oud en gezond. Namen noemen kon hy voorloopig nog niet. Maar hy wilde rapport doen aan de betrekkingen en zou terugkomen. Marie A. deed my dienzelfden avond van dat alles verslag, en hield het er toen voor dat de heer die by haar was de vader van 't bewuste kind moest zyn. Hy had zichzelf een ‘gutsbesitzer’ uit de omstreken van Wiesbaden genoemd. Hy was lang, droeg in weerwil van de kou geen overjas, maar een kort duffelsch jacket daarby gemsleeren handschoenen 'n stokje in de hand en slobkousen. Marie A. vond zyn voorkomen deftig en zn gelaat weinig opvallend, toen ik hem later zag maakte hy op my geen gunstigen indruk. Den dag daarop ontving ik brief No 3* van je vader, of beter gezegd: die nu later bleek van je vader geweest te zyn en antwoordde hem zooals aan de keerzy staat, en noemde hem ook myn naam. Eerst, by het ontvangen van dit schryven, was het voor M.A. en my geen uitgemaakte zaak dat deze brief hetzelfde kind betrof als de beide andere briefjes. Maar alles wat we wisten stemde overeen, en de brief kwam uit Germersheim een plaats die ik niet kende, maar die toen ik 't opzocht bleek een beyersche vesting te zyn. Daar het ons onwaarschynlyk voorkwam dat het Wiesbadener Tageblatt in Germersheim gelezen werd, vermoedde ik nu dat de Wiesbadensche betrekkingen van de moeder of ouders het inserat naar Germersheim hadden gezonden en een en ander noopte my het er voor zeker te houden dat deze brief hetzelfde kind gold. Van nu aan ging de zaak my meer ter harte. | |
[pagina 146]
| |
* Deze brief was geadresseerd M A 61 postlagernd W. zooals in de annonce was opgegeven. Aan de post had Marie verzocht zóó geadresseerde brieven aan haar te zenden Zoo is op dit adres van wege de Wiesb. post met blauw potlood geschreven: ‘M Anderson Schwarzen Bock’ |
|